ECLI:NL:HR:2006:AU0903
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Uitleg van het begrip 'wettelijk verschuldigd' in het Communautair douanewetboek
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft verzoeken om terugbetaling van omzetbelasting en douanerechten door belanghebbende, X B.V., die door de Inspecteur zijn afgewezen. De Inspecteur had de verzoeken afgewezen op basis van artikel 22, lid 2, van de Wet op de omzetbelasting 1968 en artikel 236 van het Communautair douanewetboek (CDW). Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur zijn beschikking, waarna belanghebbende beroep instelde bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gedeeltelijk niet-ontvankelijk, gedeeltelijk ongegrond en gedeeltelijk gegrond. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak, waarop belanghebbende een verweerschrift indiende en incidenteel beroep in cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft in zijn arrest van 22 december 2006 de vraag aan de orde gesteld of het begrip "niet wettelijk verschuldigd" in artikel 236 van het CDW ook van toepassing is in gevallen waarin de vaststelling van de plaats van het ontstaan van de douaneschuld niet in overeenstemming is met de voorschriften van de Uitvoeringsverordening CDW. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat er geen kennisgeving is uitgereikt die voldoet aan de vereisten van de Uitvoeringsverordening, wat betekent dat de Inspecteur niet bevoegd was om de douanerechten te innen. Dit leidt tot de vraag of belanghebbende recht heeft op terugbetaling van de douanerechten.
De Hoge Raad heeft besloten om het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen te verzoeken om een prejudiciële beslissing over de uitleg van het begrip "niet wettelijk verschuldigd". De Hoge Raad houdt verdere beslissingen aan totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan. Dit arrest is gewezen door de vice-president en een aantal raadsheren, en is openbaar uitgesproken op 22 december 2006.