ECLI:NL:HR:2005:AU8536
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Invloed van werknemersparticipatieplan op de waarde van aandelen in het kader van de Wet op de inkomstenbelasting 1964
In deze zaak gaat het om de waardering van aandelen in het kader van de Wet op de inkomstenbelasting 1964, specifiek artikel 20i, lid 2. De belanghebbende, X, had een aanmerkelijk belang in B Holding BV en was in geschil met de Inspecteur over de verkrijgingsprijs van deze aandelen. De Inspecteur had de verkrijgingsprijs vastgesteld op ƒ 7.088.250, maar na bezwaar werd deze prijs verlaagd naar ƒ 6.637.268. Later werd de prijs opnieuw vastgesteld op ƒ 708.825, wat leidde tot een beroepsprocedure bij het Gerechtshof te Amsterdam. Dit hof verklaarde het beroep ongegrond, maar de Hoge Raad vernietigde deze uitspraak en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem.
De Hoge Raad oordeelde dat voor de waardering van de aandelen op 1 januari 1997 de verkoopprijs bepalend is, en dat het Gerechtshof ten onrechte had geoordeeld dat het Participatieplan geen betekenis had voor de waardering. De Hoge Raad benadrukte dat de objectieve kans op verkoop van de aandelen, los van de restricties van het Participatieplan, in aanmerking moest worden genomen. De uitspraak van het Hof werd vernietigd, en de zaak werd terugverwezen voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelastte ook dat de Staat de kosten van het beroep in cassatie vergoedt, inclusief griffierechten en kosten voor rechtsbijstand. Dit arrest is uitgesproken op 23 december 2005 door een meervoudige kamer van de Hoge Raad, met F.W.G.M. van Brunschot als voorzitter.