ECLI:NL:HR:2005:AU7361
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- D.G. van Vliet
- P. Lourens
- E.N. Punt
- Rechtspraak.nl
Cassatie over recht op aftrek van voorbelasting bij advieskosten voor handelingen vóór ondernemerschap
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van X B.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam over een naheffingsaanslag in de omzetbelasting voor het tijdvak van 1 januari 1996 tot en met 31 december 1996. De naheffingsaanslag, oorspronkelijk opgelegd ter hoogte van ƒ 8868, werd na bezwaar door de Inspecteur verlaagd tot ƒ 8495. X B.V. ging in beroep bij het Hof, dat de aanslag verlaagde tot € 2678. De Staatssecretaris van Financiën diende een verweerschrift in tegen het cassatieberoep van X B.V.
De Hoge Raad behandelt de vraag of X B.V. recht heeft op aftrek van voorbelasting voor advieskosten die zijn gemaakt in verband met een arbitrageprocedure, die betrekking had op een vordering die ontstond voordat X B.V. belastingplichtig werd voor de BTW. De Hoge Raad stelt vast dat de aftrekregeling bedoeld is om belastingplichtigen te ontlasten van de betaalde belasting over toegevoegde waarde, mits de activiteiten aan de heffing van BTW zijn onderworpen. De Hoge Raad vraagt zich af of er een rechtstreeks en onmiddellijk verband bestaat tussen de gemaakte kosten en de belaste handelingen van X B.V.
De Hoge Raad concludeert dat, hoewel de kosten zijn gemaakt voor handelingen die plaatsvonden voordat X B.V. belastingplichtig was, er argumenten zijn die pleiten voor het erkennen van een verband. Dit betreft met name de omstandigheid dat de kosten deel uitmaken van de algemene kosten van de onderneming. De Hoge Raad besluit om een prejudiciële vraag te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Gemeenschappen over de interpretatie van het recht op aftrek in deze context. De verdere beslissing wordt aangehouden totdat het Hof van Justitie uitspraak heeft gedaan.