ECLI:NL:HR:2005:AU5279
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- Rechtspraak.nl
Geschil na echtscheiding over omgangsregeling en gezag over minderjarig kind
In deze zaak gaat het om een geschil na echtscheiding tussen een man en een vrouw over de omgangsregeling met hun minderjarige dochter en het gezag over het kind. De vrouw heeft op 2 april 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Arnhem om de echtscheiding uit te spreken en het gezag over het kind aan haar alleen toe te kennen. De man heeft zich gerefereerd aan het verzoek tot echtscheiding, maar heeft verzocht om het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand te laten en een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft op 13 februari 2004 de echtscheiding uitgesproken en het gezag aan de vrouw toegewezen, terwijl de verzoeken van de man zijn afgewezen.
De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar hij de vernietiging van de beschikking van de rechtbank heeft verzocht. Het hof heeft op 29 juli 2004 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Hierop heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht het beroep af te wijzen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
De Hoge Raad heeft op 9 december 2005 de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de man werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.