ECLI:NL:HR:2005:AU5279

Hoge Raad

Datum uitspraak
9 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R04/116HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil na echtscheiding over omgangsregeling en gezag over minderjarig kind

In deze zaak gaat het om een geschil na echtscheiding tussen een man en een vrouw over de omgangsregeling met hun minderjarige dochter en het gezag over het kind. De vrouw heeft op 2 april 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Arnhem om de echtscheiding uit te spreken en het gezag over het kind aan haar alleen toe te kennen. De man heeft zich gerefereerd aan het verzoek tot echtscheiding, maar heeft verzocht om het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand te laten en een omgangsregeling vast te stellen. De rechtbank heeft op 13 februari 2004 de echtscheiding uitgesproken en het gezag aan de vrouw toegewezen, terwijl de verzoeken van de man zijn afgewezen.

De man heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waar hij de vernietiging van de beschikking van de rechtbank heeft verzocht. Het hof heeft op 29 juli 2004 de beschikking van de rechtbank bekrachtigd. Hierop heeft de man beroep in cassatie ingesteld. De vrouw heeft verzocht het beroep af te wijzen. De Advocaat-Generaal heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.

De Hoge Raad heeft op 9 december 2005 de beschikking gegeven, waarbij het beroep van de man werd verworpen. De Hoge Raad oordeelde dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie konden leiden en dat nadere motivering niet nodig was, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann.

Uitspraak

9 december 2005
Eerste Kamer
Rek.nr. R04/116HR
RM
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[de man], wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. W.B. Teunis,
t e g e n
[de vrouw], wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. P.J.L.J. Duijsens.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 2 april 2003 ter griffie van de rechtbank te Arnhem ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de vrouw - zich gewend tot die rechtbank en verzocht tussen haar en verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de man - echtscheiding uit te spreken en voorts (onder meer) te bepalen dat het gezag over het minderjarig kind van partijen, [het kind], aan haar alleen toekomt.
De man heeft zich ten aanzien van het verzoek tot echtscheiding gerefereerd en het verzoek voor het overige bestreden. De man heeft zijnerzijds verzocht het gezamenlijk ouderlijk gezag in stand te laten en vast te stellen dat de hoofdverblijfplaats van het kind bij de vrouw zal zijn. De man heeft tevens verzocht tussen hem en [het kind] een omgangsregeling vast te stellen en te zijnen laste ten behoeve van het kind een onderhoudsbijdrage op te leggen van € 129,-- per maand.
De vrouw heeft de verzoeken van de man bestreden.
De rechtbank heeft bij beschikking van 13 februari 2004, voor zover in cassatie van belang, tussen partijen echtscheiding uitgesproken en bepaald dat het gezag over het kind aan de vrouw alleen toekomt. De genoemde verzoeken van de man heeft de rechtbank afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De man heeft verzocht de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de toekenning van het gezag aan de vrouw en de afwijzing van zijn verzoek een omgangsregeling te treffen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de vrouw alsnog af te wijzen en zijn verzoek toe te wijzen.
Na mondelinge behandeling heeft het hof bij beschikking van 29 juli 2004 de bestreden beschikking bekrachtigd voor zover aan zijn oordeel was onderworpen.
De beschikking van het hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het hof heeft de man beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De vrouw heeft verzocht het beroep af te wijzen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal C.L. de Vries Lentsch-Kostense strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren H.A.M. Aaftink, als voorzitter, A.M.J. van Buchem-Spapens en P.C. Kop, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 9 december 2005.