ECLI:NL:HR:2005:AU4308
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Gebruikelijk loon en de berekening daarvan op basis van opbrengsten van de B.V.
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 23 februari 2005, betreffende de vaststelling van het gebruikelijke loon op basis van artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964. De Inspecteur had bij de vaststelling van de aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen over het jaar 1999 een bedrag van ƒ 80.259 aan verliezen uit voorgaande jaren verrekend met het belastbaar inkomen van belanghebbende. Na bezwaar van belanghebbende handhaafde de Inspecteur deze beschikking, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep gegrond, vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en stelde het verrekende verlies vast op ƒ 61.259.
Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof. De Hoge Raad overweegt dat het Hof heeft miskend dat het mogelijk is het gebruikelijke loon te berekenen op basis van de opbrengsten van de B.V., verminderd met de aan die opbrengsten toe te rekenen kosten, lasten en afschrijvingen. Het Hof oordeelde dat de verliezen van de B.V. mede te wijten zijn aan de aanzienlijke verbouwing van het hotelpand en dat in deze situatie sprake is van een onderneming in opbouw. De Hoge Raad concludeert dat het Hof tot een juist oordeel is gekomen, waarbij de opbrengsten van de B.V. geen goede maatstaf vormen voor de bepaling van de hoogte van het gebruikelijke loon.
De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en ziet geen termen voor een veroordeling in de proceskosten. Dit arrest is gewezen door de vice-president A.E.M. van der Putt-Lauwers als voorzitter, en de raadsheren F.W.G.M. van Brunschot en C.B. Bavinck, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier E. Cichowski, en in het openbaar uitgesproken op 14 oktober 2005.