ECLI:NL:HR:2004:AN8666
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Gebruikelijk loon en de rol van de inspecteur bij de vaststelling van loon in de inkomstenbelasting
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Leeuwarden van 17 mei 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De inspecteur had een aanslag opgelegd op basis van een belastbaar inkomen van ƒ 254.615, na bezwaar van belanghebbende, die directeur was van D B.V. en een aanmerkelijk belang had in deze vennootschap. Het Hof had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna hij in cassatie ging.
De Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur bij het vaststellen van het gebruikelijke loon, zoals bedoeld in artikel 12a van de Wet op de loonbelasting 1964, gegevens moet verschaffen waaruit kan worden afgeleid welk bedrag aan loon gebruikelijk is. De inspecteur had in dit geval correcties aangebracht op het door belanghebbende aangegeven loon van ƒ 107.790, maar de Hoge Raad oordeelt dat de inspecteur niet voldoende onderbouwd heeft aangetoond dat het gebruikelijke loon in dit geval daadwerkelijk hoger was dan het aangegeven loon. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
De Hoge Raad gelast tevens dat de Staat aan belanghebbende het griffierecht vergoedt en veroordeelt de Staatssecretaris van Financiën in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest benadrukt de noodzaak voor de inspecteur om transparant te zijn in de vaststelling van het gebruikelijke loon en de onderbouwing daarvan, vooral in gevallen waar het gaat om aanmerkelijke belangen.