ECLI:NL:HR:2005:AU4097
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging van rechterlijk ambtenaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2005 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van de Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te 's-Gravenhage. Het verzoek betrof de aanwijzing van een ander gerecht voor de vervolging van twee rechterlijke ambtenaren die verdacht werden van strafbare feiten, namelijk de artikelen 285a en 361 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen de strekking van artikel 510 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uiteengezet, dat beoogt te waarborgen dat een rechterlijk ambtenaar die wordt verdacht van een strafbaar feit, in een onpartijdige omgeving wordt vervolgd. Dit is van belang om de schijn van bevoordeling of benadeling te vermijden.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Rechtbank te Arnhem als gerecht zou moeten worden aangewezen voor de vervolging en berechting van de betrokkenen. De Hoge Raad heeft echter besloten om de Rechtbank te Utrecht aan te wijzen, zodat het Openbaar Ministerie daar de vervolging en berechting kan uitvoeren, indien zij dit nodig oordeelt. De beslissing van de Hoge Raad is genomen in raadkamer, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier. Deze beschikking benadrukt het belang van een zorgvuldige en onpartijdige behandeling van zaken waarin rechterlijke ambtenaren betrokken zijn.