ECLI:NL:HR:2005:AU4091
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Aanwijzing van een andere Rechtbank voor de vervolging van een rechterlijk ambtenaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 11 oktober 2005 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoekschrift van de Hoofdofficier van Justitie bij het Arrondissementsparket te Arnhem. Het verzoek betrof de aanwijzing van een andere Rechtbank voor de vervolging en berechting van een rechterlijk ambtenaar die verdacht werd van een strafbaar feit. De betrokkene, die op 14 mei 2003 te Arnhem een misdrijf had gepleegd, was op dat moment Officier van Justitie. De Hoge Raad heeft in zijn uitspraak de strekking van artikel 510 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) uiteengezet, dat waarborgt dat een rechterlijk ambtenaar die wordt verdacht van een strafbaar feit, in een andere instantie wordt vervolgd om de schijn van bevoordeling of benadeling te vermijden. Dit is van belang voor de beslissing van het Openbaar Ministerie (OM) om al dan niet tot vervolging over te gaan.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Rechtbank te Amsterdam als gerecht moet worden aangewezen voor de vervolging en berechting van de betrokkene. De Hoge Raad heeft dit verzoek vervolgens toegewezen en de Rechtbank te Amsterdam aangewezen als het gerecht waar de vervolging en berechting zullen plaatsvinden, indien het OM dit nodig oordeelt. Deze beslissing is genomen in raadkamer, waarbij de vice-president en twee raadsheren aanwezig waren, evenals de griffier. De uitspraak benadrukt het belang van een onpartijdige behandeling van zaken waarin rechterlijke ambtenaren betrokken zijn.