ECLI:NL:HR:2008:BF0713
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- H.A.G. Splinter-van Kan
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot aanwijzing ander gerecht in beklagprocedure tegen niet-vervolging rechterlijk ambtenaar
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 september 2008 uitspraak gedaan over een verzoek tot aanwijzing van een ander gerecht in een beklagprocedure. De klager had een klaagschrift ingediend bij het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch tegen de beslissing van de Officier van Justitie (OvJ) om niet tot vervolging over te gaan van leden van datzelfde Hof. De Advocaat-Generaal bij het Hof verzocht de Hoge Raad om op basis van artikel 510 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) een ander gerecht aan te wijzen voor de behandeling van het klaagschrift. Het Hof verklaarde zich onbevoegd en verzocht de Hoge Raad om een ander gerecht aan te wijzen.
De Hoge Raad oordeelde dat, wanneer een rechterlijk ambtenaar moet worden vervolgd, het Openbaar Ministerie (OM) op basis van artikel 510 Sv de Hoge Raad moet verzoeken om een ander gerecht aan te wijzen. Het OM is bevoegd om een dergelijk verzoek te doen, mits het zich nog geen oordeel heeft gevormd over de vraag of de rechterlijk ambtenaar als verdachte moet worden aangemerkt. De Hoge Raad concludeerde dat tegen een beslissing van het OM om niet tot vervolging over te gaan geen beklag kan worden gedaan op basis van artikel 12 Sv, maar dat er wel beklag kan worden gedaan over het niet indienen van een verzoekschrift op basis van artikel 13 Sv.
De Hoge Raad verklaarde de verzoeken van zowel de Advocaat-Generaal als het Gerechtshof tot het aanwijzen van een ander gerecht niet-ontvankelijk. De Hoge Raad bepaalde dat de stukken teruggezonden moesten worden aan het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, zodat daar op het beklag als bedoeld in artikel 13 Sv kon worden beslist. Deze uitspraak benadrukt de procedurele aspecten van het indienen van beklag en de rol van het OM in de vervolging van rechterlijke ambtenaren.