ECLI:NL:HR:2005:AU3220
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.A. Streefkerk
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de rechtsgeldigheid van het bekostigingsbesluit en de baatbelasting in Winterswijk
In deze zaak gaat het om een geschil over een aanslag in de baatbelasting die is opgelegd aan een belanghebbende voor de onroerende zaak aan de a-straat 1 te Z, in verband met de herinrichting van het centrum van Winterswijk. De gemeente Winterswijk had een aanslag van ƒ 16.723,30 opgelegd, welke na bezwaar door de heffingsambtenaar werd gehandhaafd. De belanghebbende ging in beroep bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde en de aanslag vernietigde. Hierop hebben B en W van de gemeente Winterswijk cassatie ingesteld tegen de uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad oordeelt dat het Bekostigingsbesluit, dat door de raad van de gemeente Winterswijk is vastgesteld, niet voldoet aan de eisen die aan een dergelijk besluit gesteld worden. De Hoge Raad stelt dat artikel 222, lid 2, van de Gemeentewet vereist dat voor elke in te voeren baatbelasting bij een bekostigingsbesluit moet worden vastgesteld in welke mate de lasten van de voorzieningen die de onroerende zaken gebaat hebben, zullen worden verhaald. Dit moet duidelijk worden vermeld in het bekostigingsbesluit, zodat belastingplichtigen rechtszekerheid hebben.
De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. De Hoge Raad oordeelt dat het Bekostigingsbesluit in dit geval aan de vereisten voldoet, en dat het Hof op onjuiste gronden de Verordening onverbindend heeft verklaard. De proceskosten worden niet toegewezen, en het verwijzingshof zal beoordelen of er een vergoeding voor de kosten van het geding voor het Hof moet worden toegekend aan de belanghebbende.