ECLI:NL:HR:2005:AT4534
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- W.A.M. van Schendel
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Cassatie over vordering tot betaling na conservatoire beslag
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 8 juli 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure. De eiser, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.A. Meijer, had beroep in cassatie ingesteld tegen een arrest van het gerechtshof te 's-Gravenhage. De verweerster had de eiser gedagvaard voor de rechtbank te Middelburg en vorderde een betaling van ƒ 99.633,75, vermeerderd met rente. De rechtbank had de vordering op 30 mei 2001 afgewezen. De verweerster ging in hoger beroep en wijzigde haar vordering, die uiteindelijk door het hof werd toegewezen in een eindarrest op 10 oktober 2003. De eiser ging tegen dit arrest in cassatie. De Hoge Raad oordeelde dat de klachten van de eiser niet tot cassatie konden leiden, omdat deze niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en de eiser in de kosten van het geding in cassatie veroordeeld, die aan de zijde van de verweerster op nihil zijn begroot. De uitspraak is gedaan door de raadsheren H.A.M. Aaftink, A.M.J. van Buchem-Spapens, W.A.M. van Schendel en is openbaar uitgesproken door vice-president P. Neleman.