ECLI:NL:HR:2005:AT1096
Hoge Raad
- Cassatie
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- J.C. van Oven
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van de beschikking van het gerechtshof inzake omgangsregeling tussen moeder en kind
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 24 juni 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die was aangespannen door de moeder van een minderjarig kind. De moeder had eerder bij de rechtbank te Utrecht een verzoek ingediend om een omgangsregeling vast te stellen, zodat zij haar kind gedurende een weekend per veertien dagen bij zich kon hebben, alsook een aaneengesloten periode van twee weken in de zomervakantie. De rechtbank verklaarde de moeder echter niet-ontvankelijk in haar verzoek. Hierop heeft de moeder hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat de beschikking van de rechtbank bekrachtigde. De moeder heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beslissing.
De Hoge Raad oordeelde dat het hof het verzoek van de moeder te beperkt had uitgelegd en dat het hof inhoudelijk op het verzoek had moeten beslissen. De Hoge Raad stelde vast dat de moeder, die het ouderlijk gezag over het kind uitoefent, recht heeft op omgang met haar kind, en dat dit recht ook de mogelijkheid omvat om een omgangsregeling door de rechter te laten vaststellen. De Hoge Raad vernietigde de beschikking van het gerechtshof en verwees de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing.
De uitspraak benadrukt het belang van het recht op omgang voor ouders, ook wanneer zij het gezag over het kind uitoefenen. De Hoge Raad heeft in zijn overwegingen ook verwezen naar relevante artikelen uit het Burgerlijk Wetboek en het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, waarbij het recht op omgang met het kind wordt onderstreept. De beslissing van de Hoge Raad biedt een belangrijke verduidelijking van de rechten van ouders in omgangszaken.