ECLI:NL:HR:2005:AS7919
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Toeristenbelasting en vergoeding voor verblijf van kinderen onder zes jaar
In deze zaak gaat het om de aanslagen in de toeristenbelasting die zijn opgelegd aan belanghebbende, een campinghouder in de gemeente Schouwen-Duiveland, voor de jaren 1999 en 2000. De gemeente heeft aanslagen opgelegd van respectievelijk ƒ 59.314,14 en ƒ 70.981,20. Na bezwaar zijn deze aanslagen door het hoofd van de afdeling Financiën van de gemeente gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend bij het Gerechtshof, dat de beroepen gegrond verklaarde en de aanslagen heeft verminderd tot ƒ 9437,89 (€ 4282,73) en ƒ 13.593,60 (€ 6168,51). De gemeente heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze uitspraak van het Hof.
De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat voor kinderen onder de zes jaar geen vergoeding verschuldigd is voor het verblijf. De Hoge Raad oordeelt dat de oordelen van het Hof feitelijk van aard zijn en niet onbegrijpelijk, waardoor deze in cassatie niet kunnen worden bestreden. De Hoge Raad verklaart het beroep van de gemeente ongegrond en veroordeelt de gemeente in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1288 voor beroepsmatig verleende rechtsbijstand. De gemeente Schouwen-Duiveland wordt aangewezen als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
De uitspraak van de Hoge Raad bevestigt dat de heffing van toeristenbelasting niet van toepassing is op kinderen onder de zes jaar, en verduidelijkt de voorwaarden waaronder toeristenbelasting kan worden geheven. Dit arrest heeft implicaties voor de wijze waarop gemeenten hun verordeningen omtrent toeristenbelasting formuleren en toepassen.