ECLI:NL:HR:2005:AS5953
Hoge Raad
- Cassatie
- P. Neleman
- D.H. Beukenhorst
- P.C. Kop
- W.A.M. van Schendel
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de reikwijdte van de uitzondering van art. 46d WOR in het kader van de oprichting van een Shared Service Center voor personeelsregistratie en salarisadministratie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 20 mei 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die voortvloeide uit een verzoek van verschillende ondernemingsraden van ministeries tegen de Staat der Nederlanden. De ondernemingsraden, vertegenwoordigd door advocaat mr. R.A.A. Duk, stelden dat de Staat niet in redelijkheid kon besluiten tot de oprichting van een Shared Service Center voor personeelsregistratie en salarisadministratie (SSC HRM P&S) zonder de medezeggenschap van de ondernemingsraden te respecteren. Dit besluit, genomen op 4 juli 2003, werd door de ondernemingsraden als een interne organisatorische aangelegenheid beschouwd, die niet onder de uitzondering van artikel 46d van de Wet op de ondernemingsraden (WOR) viel.
De ondernemingskamer van het gerechtshof Amsterdam had het verzoek van de ondernemingsraden afgewezen, waarna de ondernemingsraden cassatie instelden. De Hoge Raad oordeelde dat de ondernemingskamer terecht had geoordeeld dat het besluit van de Staat betrekking had op de publiekrechtelijke vaststelling van taken van de betrokken ministeries. De Hoge Raad bevestigde dat de aard van het besluit en de betrokken belangen in deze context van belang zijn voor de toepassing van de WOR.
De Hoge Raad verwierp zowel het principale als het incidentele beroep van de Staat, en oordeelde dat de ondernemingskamer op juiste gronden had geoordeeld dat het besluit van de Staat niet enkel een interne organisatorische aangelegenheid betrof, maar ook politieke verantwoordelijkheden met zich meebracht. De Staat werd veroordeeld in de kosten van het incidentele cassatieberoep, die aan de zijde van de ondernemingsraden waren begroot op € 333,38 aan verschotten en € 1.800,-- voor salaris.