ECLI:NL:HR:2005:AR8030
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- B.C. de Savornin Lohman
- W.M.E. Thomassen
- Rechtspraak.nl
Fiscale administratie- en bewaarplicht ex art. 52 AWR en de reikwijdte daarvan
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 februari 2005 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1958 en wonende te [woonplaats], was in hoger beroep vrijgesproken van verschillende tenlastegelegde feiten, waaronder het niet bewaren van boeken en bescheiden zoals vereist door de Belastingwet. De Hoge Raad beoordeelde de middelen van cassatie die door de verdachte waren ingediend, waarbij de advocaat T.B. Trotman de verdediging voerde. De Advocaat-Generaal Wortel had geconcludeerd dat het beroep verworpen moest worden.
De zaak draait om de vraag of de inleidende dagvaarding nietig was en of de administratie- en bewaarplicht zoals bedoeld in artikel 52 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR) alleen geldt voor gegevens die relevant zijn voor de eigen belastingplicht van de verdachte. De Hoge Raad oordeelde dat de bewaarplicht zich niet beperkt tot gegevens die alleen voor de belastingheffing van de administratieplichtige zelf van belang zijn, maar ook gegevens omvat die van belang zijn voor de belastingheffing van derden. Dit betekent dat ook onjuiste of valse stukken onder de bewaarplicht vallen.
De Hoge Raad concludeerde dat de middelen van de verdachte niet tot cassatie konden leiden. De rechtbank had voldoende duidelijkheid verschaft over de verplichtingen die op de verdachte rustten en de reikwijdte van de administratie- en bewaarplicht. De Hoge Raad verwierp het beroep en bevestigde de uitspraak van het Hof, waarmee de verdachte werd veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf.