ECLI:NL:HR:2005:AR1683
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Verplaatsing feitelijke leiding pensioenlichaam naar België en belastingheffing
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De belanghebbende, die de enige directeur en aandeelhouder was van de besloten vennootschap A B.V., verhuisde op 1 oktober 1994 naar België. Twee jaar later, op 1 oktober 1996, werd de zetel van A B.V. naar België verplaatst. De belanghebbende ontving een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1996, gebaseerd op een belastbaar inkomen van f 647.518. Na bezwaar werd deze aanslag door de Inspecteur gehandhaafd, maar het Hof verklaarde het beroep van de belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag tot f 43.509.
De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak. De Hoge Raad oordeelde dat de toepassing van artikel 11c, lid 1, letter a, van de Wet op de loonbelasting in dit geval in strijd was met het belastingverdrag tussen Nederland en België. De Hoge Raad stelde vast dat de waarde van de pensioenaanspraak, die voortkwam uit de verplaatsing van de feitelijke leiding van A B.V. naar België, niet onderhevig was aan belastingheffing in Nederland, maar dat deze belastingheffing uitsluitend aan België toekwam. De Hoge Raad verklaarde het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van de belanghebbende, vastgesteld op € 2173,50.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om belastingverdragen correct toe te passen en de goede trouw in acht te nemen bij de belastingheffing in verdragssituaties. Dit arrest heeft belangrijke implicaties voor de belastingheffing van pensioenaanspraken in internationale situaties, vooral wanneer de feitelijke leiding van een onderneming naar het buitenland wordt verplaatst.