ECLI:NL:HR:2004:AR5977
Hoge Raad
- Cassatie
- F.W.G.M. van Brunschot
- P.J. van Amersfoort
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingheffing bij ontslagvergoeding en buitenlandse werkzaamheden
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1995, waarbij de Inspecteur een aanslag heeft opgelegd die na bezwaar is verminderd. Belanghebbende, die in dienst was van A N.V. en een aanzienlijk deel van zijn werkzaamheden in het buitenland verrichtte, heeft in cassatie betoogd dat een deel van de schadevergoeding voor te derven loon moet worden toegerekend aan zijn buitenlandse werkzaamheden. Het Hof heeft deze vraag ontkennend beantwoord, met de overweging dat de schadevergoeding in een te ver verwijderd verband staat met de in het buitenland verrichte werkzaamheden. De Hoge Raad heeft het oordeel van het Hof bevestigd en geoordeeld dat het Hof geen blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting. De Hoge Raad heeft daarbij benadrukt dat de bevoegdheid tot het belasten van de ontslagvergoeding in beginsel moet worden verdeeld op basis van het arbeidsverleden, en dat bijzondere omstandigheden een andere verdeling kunnen rechtvaardigen. De Hoge Raad heeft het beroep ongegrond verklaard en geen termen aanwezig geacht voor een veroordeling in de proceskosten.