ECLI:NL:HR:2004:AR4528
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- P. Lourens
- J.C. van Oven
- Rechtspraak.nl
Belastingheffing eigen woning en economische huurwaarde bij onderneming echtgenote
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage, die betrekking heeft op een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De belanghebbende had een aanslag ontvangen naar een belastbaar inkomen van ƒ 181.706, welke aanslag na bezwaar door de Inspecteur werd gehandhaafd. Het Hof verklaarde het beroep van belanghebbende gegrond en verlaagde de aanslag naar een belastbaar inkomen van ƒ 180.856. De belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat de kamers in de eigen woning van belanghebbende, die door zijn echtgenote voor haar onderneming (een peuterspeelgroep) werden gebruikt, niet als eigen woning in de zin van artikel 42a van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 kunnen worden aangemerkt. De Hoge Raad stelt vast dat de kamers niet ter beschikking staan aan belanghebbende of zijn huishouden, omdat ze mede voor de onderneming van de echtgenote worden gebruikt. Dit betekent dat de vrijstelling van artikel 26, lid 1, letter b, van de Wet niet van toepassing is.
Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat de Inspecteur de economische huurwaarde van de kamers terecht heeft meegenomen in de inkomsten van belanghebbende. Het Hof had terecht geoordeeld dat er geen huurovereenkomst was tussen belanghebbende en zijn echtgenote, en dat de inkomsten uit de kamers volledig bij belanghebbende in aanmerking moeten worden genomen. De Hoge Raad verklaart het beroep ongegrond en bevestigt de uitspraak van het Hof.