ECLI:NL:HR:2004:AR2784
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- E.J. Numann
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Echtscheiding en alimentatiegeschil tussen echtgenoten met betrekking tot de verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure die volgde op een echtscheidingsprocedure tussen een vrouw en een man, die op 23 juni 1983 met elkaar waren gehuwd. De vrouw, verzoekster tot cassatie, had in eerste instantie bij de rechtbank Amsterdam een verzoekschrift ingediend tot echtscheiding en diverse nevenverzoeken, waaronder alimentatie voor zichzelf en hun twee kinderen. De rechtbank heeft op 19 maart 2003 de echtscheiding uitgesproken en de man veroordeeld tot betaling van alimentatie aan de vrouw en de kinderen. De man heeft echter alleen het alimentatieverzoek bestreden en zelf ook een verzoek tot echtscheiding ingediend.
Na een hoger beroep bij het gerechtshof Amsterdam, waar de vrouw de beschikking van de rechtbank heeft aangevochten, heeft het hof op 29 januari 2004 een nieuwe beschikking gegeven. De vrouw heeft vervolgens cassatie ingesteld tegen deze beschikking, waarbij zij onder andere aanvoerde dat het hof ten onrechte had bevolen tot verdeling van de beperkte gemeenschap van goederen en dat er geen wilsovereenstemming was bereikt over de afrekening van de huwelijkse voorwaarden.
De Hoge Raad heeft geoordeeld dat de klacht van de vrouw slaagt, omdat het hof buiten de rechtsstrijd van partijen is getreden door een andere wijze van afrekening te bevelen dan in de huwelijkse voorwaarden was bedongen. De Hoge Raad heeft de beschikking van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof 's-Gravenhage voor verdere behandeling en beslissing. Deze uitspraak benadrukt het belang van de huwelijkse voorwaarden en de noodzaak om binnen de grenzen van de rechtsstrijd te blijven.