ECLI:NL:HR:2004:AR2714
Hoge Raad
- Cassatie
- D.G. van Vliet
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de kwalificatie en plaats van dienst van door een Belgisch coördinatiecentrum verleende diensten aan een in Nederland gevestigde vennootschap
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure van X N.V. tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de omzetbelasting over het tijdvak november 1997, waarbij de Inspecteur een aanslag van ƒ 39.000 had opgelegd, die later ambtshalve werd verminderd tot ƒ 19.748. De belanghebbende, een vennootschap die deel uitmaakt van een internationaal concern, had een vaste inrichting in Nederland en was een management- en marketingvergoeding verschuldigd aan C Inc., een vennootschap die vanuit België opereert als coördinatiecentrum binnen het concern.
De Hoge Raad oordeelt dat het Gerechtshof de diensten die door C aan de belanghebbende zijn verleend, niet correct heeft gekwalificeerd. De Hoge Raad stelt vast dat de diensten die C heeft verricht, niet in Nederland belast kunnen worden, omdat de activiteiten niet in Nederland hebben plaatsgevonden. De Hoge Raad vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak terug naar het Gerechtshof te Arnhem voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende.
De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt de noodzaak om de kwalificatie van diensten in het kader van de Wet op de omzetbelasting 1968 zorgvuldig te beoordelen, vooral wanneer het gaat om internationale transacties en de plaats van dienst. De beslissing heeft implicaties voor de belastingheffing van diensten die door buitenlandse vennootschappen aan Nederlandse vaste inrichtingen worden verleend.