ECLI:NL:HR:2004:AR1235
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- J.B. Fleers
- H.A.M. Aaftink
- J.C. van Oven
- F.B. Bakels
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot ontslag als mentor en benoeming nieuwe mentor in familierechtelijke context
In deze zaak heeft de zoon, verzoeker tot cassatie, op 25 februari 2003 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Groningen, sector kanton, met het verzoek om zijn moeder, de verweerster in cassatie, te ontslaan als mentor en [betrokkene 1] te benoemen als nieuwe mentor. Tijdens de zitting op 10 maart 2003 zijn de zoon, de moeder en [betrokkene 1] gehoord. De moeder heeft het verzoek bestreden en verzocht om de beslissing zes maanden aan te houden. De kantonrechter heeft op 24 maart 2003 het verzoek van de zoon afgewezen.
Tegen deze beschikking heeft de zoon hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Leeuwarden, waar hij opnieuw verzocht heeft om de moeder als mentor te ontslaan en (primair) [betrokkene 1], dan wel (subsidiair) [betrokkene 2] tot mentor te benoemen. Het hof heeft op 18 februari 2004 de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd. De beschikking van het hof is aan de beschikking gehecht. De zoon heeft vervolgens beroep in cassatie ingesteld tegen de beschikking van het hof, waarbij de moeder geen verweerschrift heeft ingediend.
De Advocaat-Generaal F.F. Langemeijer heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de klachten in het middel niet tot cassatie kunnen leiden. Gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie behoeft dit geen nadere motivering, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen, en deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren J.B. Fleers, H.A.M. Aaftink, J.C. van Oven en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president P. Neleman op 12 november 2004.