ECLI:NL:HR:2004:AQ8626

Hoge Raad

Datum uitspraak
12 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00426/04
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping van cassatie tegen veroordeling voor oplichting en poging tot oplichting

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor oplichting en poging tot oplichting door de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Het Hof had de veroordeling bevestigd en de verdachte opgelegd tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een geldboete van vijfduizend euro, subsidiair éénhonderd dagen hechtenis. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. T.A.M. van de Ven, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden.

De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen verworpen, waarbij zij verwijst naar de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, die onder andere ingaat op de begrippen 'listig' en 'wederrechtelijk' en het bewijs van het oogmerk zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelt dat geen van de voorgestelde middelen tot cassatie kan leiden en dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.

Uitspraak

12 oktober 2004
Strafkamer
nr. 00426/04
SG/SM
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een bij verstek gewezen arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 4 juli 2003, nummer 20/001974-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 11 juni 2002 - de verdachte ter zake van 1. "oplichting", 2. en 3. "poging tot oplichting" veroordeeld tot een taakstraf bestaande uit een werkstraf voor de duur van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, alsmede tot een geldboete van vijfduizend euro, subsidiair éénhonderd dagen hechtenis.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. T.A.M. van de Ven, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad het beroep zal verwerpen. De conclusie is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen falen op de gronden vermeld in de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal onder 4 tot en met 34.
4. Slotsom
Nu geen van de middelen tot cassatie kan leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en J. de Hullu, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 12 oktober 2004.