ECLI:NL:HR:2004:AQ8626
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Verwerping van cassatie tegen veroordeling voor oplichting en poging tot oplichting
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 12 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte was eerder veroordeeld voor oplichting en poging tot oplichting door de Politierechter in de Rechtbank te 's-Hertogenbosch. Het Hof had de veroordeling bevestigd en de verdachte opgelegd tot een taakstraf van 150 uren, subsidiair 75 dagen hechtenis, en een geldboete van vijfduizend euro, subsidiair éénhonderd dagen hechtenis. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. T.A.M. van de Ven, die middelen van cassatie heeft voorgesteld. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat het beroep verworpen moet worden.
De Hoge Raad heeft de cassatiemiddelen verworpen, waarbij zij verwijst naar de conclusie van de plaatsvervangend Procureur-Generaal, die onder andere ingaat op de begrippen 'listig' en 'wederrechtelijk' en het bewijs van het oogmerk zoals bedoeld in artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht. De Hoge Raad oordeelt dat geen van de voorgestelde middelen tot cassatie kan leiden en dat er geen grond is voor ambtshalve vernietiging van de bestreden uitspraak. De beslissing van de Hoge Raad is dat het beroep wordt verworpen, waarmee de eerdere veroordeling van de verdachte in stand blijft.