ECLI:NL:HR:2004:AQ8478
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie over pseudo- cq. burgerkoop in strafrechtelijk onderzoek naar gestolen schilderijen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 november 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, geboren in 1981 en wonende te [woonplaats], was betrokken bij de terugkoop van gestolen schilderijen. Het Hof had eerder geoordeeld dat er geen sprake was van een burgerpseudokoop, zoals bedoeld in artikel 126ij van het Wetboek van Strafvordering. De verdachte had aangevoerd dat het Openbaar Ministerie niet ontvankelijk was in zijn vervolging, omdat de terugkoop van de schilderijen door een medewerker van veilinghuis [A] was geïnitieerd, en niet door de politie of het Openbaar Ministerie. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof, dat de medewerker van [A] niet was ingeschakeld door de autoriteiten voor de opsporing, maar dat hij zelfstandig handelde. De politie had slechts advies gegeven over de overdracht van de schilderijen, zonder dat er sprake was van een regisserende rol. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk had geoordeeld en dat de terugkoop niet als pseudo- cq. burgerkoop kon worden gekwalificeerd. Het beroep in cassatie werd verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak.