ECLI:NL:HR:2004:AP4485
Hoge Raad
- Cassatie
- R. Herrmann
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- P.C. Kop
- E.J. Numann
- P. Neleman
- Rechtspraak.nl
Arrest van de Hoge Raad inzake de Federatie van Werknemers in de Zeescheepvaart tegen Smit c.s. over de Regeling Tijdelijke Inhouding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 22 oktober 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen de Federatie van Werknemers in de Zeescheepvaart (FWZ) en verschillende vennootschappen van Smit, gevestigd te Rotterdam. De zaak betreft een geschil over de toepassing van de Regeling Tijdelijke Inhouding (RTI) die van invloed was op de salarissen van werknemers onder de geldende cao's. FWZ vorderde dat Smit c.s. hen schriftelijk mededelingen zouden doen over de ingehouden bedragen op hun salarissen en dat deze bedragen, vermeerderd met wettelijke rente, alsnog zouden worden uitbetaald. De kantonrechter te Rotterdam had de vorderingen van FWZ c.s. afgewezen, waarna FWZ c.s. in hoger beroep gingen bij de rechtbank. De rechtbank bevestigde de afwijzing van de kantonrechter en verklaarde dat de uitleg van de RTI door de kantonrechter juist was. FWZ c.s. gingen vervolgens in cassatie bij de Hoge Raad, die de zaak beoordeelde aan de hand van de door de rechtbank gegeven uitleg van de RTI. De Hoge Raad oordeelde dat de rechtbank de juiste maatstaven had aangelegd en dat de uitleg van de RTI niet onbegrijpelijk was. De Hoge Raad verwierp het beroep van FWZ c.s. en veroordeelde hen in de kosten van het geding in cassatie. Dit arrest bevestigt de rechtsopvatting dat de uitleg van cao-bepalingen zorgvuldig moet gebeuren en dat de rechter niet verplicht is om op alle stellingen van partijen in te gaan, mits de gegeven uitleg voldoende gemotiveerd is.