ECLI:NL:HR:2004:AP4170
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Toetsing van de redelijke termijn in strafzaken en de gevolgen van overschrijding
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot tien weken gevangenisstraf voor meerdere strafbare feiten, waaronder wederspannigheid en eenvoudige belediging. Het Hof had vastgesteld dat de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak was overschreden, maar oordeelde dat deze overschrijding geen gevolgen had voor de strafmaat. De verdachte had op 28 september 2000 hoger beroep ingesteld, maar het Hof deed pas uitspraak op 27 november 2002, wat resulteerde in een overschrijding van bijna twee jaar en twee maanden. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof dat de overschrijding van de redelijke termijn niet tot strafvermindering hoefde te leiden, en dat de beslissing van het Hof niet onbegrijpelijk was. De Advocaat-Generaal had geconcludeerd tot vernietiging van het arrest voor wat betreft de strafoplegging, maar de Hoge Raad verwierp het beroep en oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak. De zaak benadrukt de mogelijkheid van toetsing van de redelijke termijn in strafzaken en de beperkte ruimte voor cassatie op dit punt.