ECLI:NL:HR:2004:AP2559
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Onbruikbaar maken van een goed als bedoeld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 14 september 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte was veroordeeld voor het opzettelijk en wederrechtelijk onbruikbaar maken van een paal die toebehoorde aan een ander. Het Hof had vastgesteld dat de verdachte op 21 december 2001 in IJlst een paal uit de grond had getrokken, waardoor deze niet langer kon dienen als onderdeel van de erfafscheiding. De verdachte stelde dat het Hof een onjuiste uitleg had gegeven aan de term 'onbruikbaar maken' zoals bedoeld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht.
De Hoge Raad oordeelde dat de uitleg van het Hof niet onjuist of onbegrijpelijk was. De Hoge Raad bevestigde dat het onbruikbaar maken van een goed ook kan plaatsvinden zonder dat het goed beschadigd wordt, mits het goed niet meer kan functioneren voor zijn bestemming. De Hoge Raad concludeerde dat de gedraging van de verdachte, het uit de grond trekken van de paal, inderdaad onder de definitie van onbruikbaar maken valt.
De Hoge Raad verwierp het beroep van de verdachte, omdat geen van de ingediende middelen tot cassatie konden leiden. De uitspraak van het Hof werd daarmee bevestigd, en de verdachte bleef veroordeeld tot een geldboete van honderd euro, subsidiair twee dagen hechtenis, met een voorwaardelijke proeftijd van twee jaren. De benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering.