Parketnummer: 21-003312-09
Uitspraak d.d.: 12 juli 2010
TEGENSPRAAK
Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Utrecht van
27 augustus 2009 in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats], [adres].
thans verblijvende in [adres].
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 februari 2010 en 28 juni 2010 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van acht maanden, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht en ter beschikking stelling met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen die worden genoemd op de lijst met inbeslaggenomen goederen onder de nummers 1, 4, 5, 6, 13, 14, 21, 26, 27, 29 en 31 dienen te worden bewaard ten behoeve van de rechthebbende en onder de nummers 2, 3, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 28, 30 en 32 tot en met 36 zullen worden teruggegeven aan de verdachte. Ten aanzien van de benadeelde partij heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het bedrag van € 176.610,16 minus de BTW van 19% zal moeten worden toegewezen met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Voor het overige verzoekt zij de benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. E. van der Meer, naar voren is gebracht.
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 28 oktober 2008 tot en met 26 januari 2009 te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de flat aan de Laan van Vollenhove aldaar, in elk geval enig gebouw, geheel of ten dele toebehorende aan [woningbouwvereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar en/of onklaar gemaakt, door
toen aldaar (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de electrische bekabeling en/of (de) staalkabels van (in totaal 48) (de) liften van/in voornoemd(e) flat(gebouw) door te knippen;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen 28 oktober 2008 tot en met 26 januari 2009 te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk (in totaal 48) liften (van de flat aan de Van Laan van Vollenhove), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[woningbouwvereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar gemaakt, door toen aldaar (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de electrische bekabeling en/of (de) staalkabels van voornoemde liften door te knippen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde dient te worden veroordeeld. Hiertoe heeft zij aangevoerd dat de lift een onderdeel is van het gebouw. Voorts acht de advocaat-generaal bewezen dat verdachte door het doorknippen van de kabels in de liftinstallaties de liften zowel heeft beschadigd als onbruikbaar heeft gemaakt.
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat verdachte ter zake van het primair tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hiertoe heeft de raadsman gesteld dat het niet zo is dat door verdachtes handelen alle liften van het gebouw tegelijkertijd buiten gebruik zijn geweest. Ook met maar een enkele werkende lift zijn alle galerijen en de daaraan gelegen appartementen steeds bereikbaar geweest. Daarbij zijn alle verdiepingen nog met de trap te bereiken geweest.
Het hof overweegt hieromtrent als volgt.
Het gebouw aan de Laan van Vollenhove te Zeist betreft een flatgebouw van dertien verdiepingen met 728 appartementen die bestemd zijn voor bewoning. Het gebouw heeft zestien liften verdeeld over acht portieken Verdachte heeft bij verschillende gelegenheden steeds van elf tot veertien liften tegelijkertijd de electrische bekabeling en/of staalkabels doorgeknipt waardoor hij deze liften buiten werking heeft gesteld. Weliswaar kan worden gesteld dat alle appartementen in de betreffende periode steeds bereikbaar zijn geweest maar met name gelet op het aanzienlijke aantal liften dat meerdere malen in een periode van in totaal enige maanden tegelijkertijd buiten werking is gesteld, is het hof van oordeel dat daarmee niet slechts sprake is geweest van schade toebrengen aan deze liften maar van schade toebrengen aan het gebouw. Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat hier geen sprake is van ‘onbruikbaar maken’. Dat ziet nu juist op de mogelijkheid dat een goed onbruikbaar wordt gemaakt voor zijn bestemming zonder het te beschadigen (vgl. HR 19-04-2004, NJ 2004, 576). Voorts is het hof met de raadsman en advocaat-generaal van oordeel dat niet bewezen kan worden verklaard dat het gebouw is vernield of onklaar is gemaakt.
Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, heeft het hof de overtuiging gekregen en acht het hof wettig bewezen, dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode gelegen tussen
28 oktober 2008 tot en met 26 januari 2009 te Zeist, althans in het arrondissement Utrecht, in elk geval in Nederland, (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de flat aan de Laan van Vollenhove aldaar, in elk geval enig gebouw, geheel of ten dele toebehorende aan [woningbouwvereniging], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, heeft vernield en / of beschadigd en / of onbruikbaar en/of onklaar gemaakt, door toen aldaar (telkens) opzettelijk en wederrechtelijk de electrische bekabeling en/of (de) staalkabels van (in totaal 48) (de) liften van/in voornoemd(e) flat(gebouw) door te knippen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezene levert op het misdrijf:
Opzettelijk en wederrechtelijk enig gebouw dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.
Oplegging van straf en/of maatregel
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Hierbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft in de periode van 28 oktober 2008 tot en met 26 januari 2009 meerdere malen een gebouw, te weten een flat, beschadigd door de electrische kabels en/of staalkabels van liftinstallaties door te knippen, waardoor de liften niet meer functioneerden. Naast het feit dat door verdachtes handelen materiële schade is toegebracht, heeft dit ook geleid tot ongemak voor de bewoners, die immers afhankelijk waren van het gebruik van deze liften. Bovendien was het gedurende de perioden dat de liften buiten werking waren voor hulpverleningsinstanties zeer moeilijk om in geval van calamiteiten de bovenste verdiepingen van het flatgebouw te bereiken. Ook hierdoor is grote onrust veroorzaakt en gevoelens van onveiligheid aangewakkerd bij de bewoners van het flatgebouw.
Verdachte is telkens planmatig en op geraffineerde wijze te werk gegaan. Hij heeft verklaard te hebben gehandeld uit wanhoop en uit een soort wraak richting de in zijn ogen falende hulpverlening. Daarbij kwam de kick van de aandacht die verdachte kreeg als gevolg van zijn handelen. Zo kreeg hij in de media de bijnaam “Jack de Knipper”. Dat hij met zijn handelen is doorgegaan, komt deels door die aandacht.
Ook heeft het hof bij de strafoplegging rekening gehouden met het feit dat verdachte, blijkens een hem betreffende uitreksel Justitiële Documentatie d.d. 10 juni 2010, in het verleden meermalen is veroordeeld voor beschadiging en vernieling. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden onderhavig feit te plegen.
Het hof heeft zich beraden of het opleggen van een (on)voorwaardelijke gevangenisstraf dan wel oplegging van een gevangenisstraf in combinatie met een onvoorwaardelijke terbeschikkingstelling, al dan niet met dwangverpleging, een passende en geboden reactie vormt. Het hof heeft hierbij onder andere acht geslagen op de door C.J.F. Kemperman (verder te noemen: Kemperman) en drs. D.E.M. van Dijk (verder te noemen: Van Dijk) uitgebrachte rapportages en hetgeen zij hebben verklaard ter terechtzitting in eerste aanleg van 13 augustus 2009.
Kemperman, psychiater, heeft op 13 mei 2009 onder meer gerapporteerd dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een persoonlijkheidsstoornis met paranoïde, anti-sociale, borderline, narcistische en obsessief-compulsieve trekken. De recidivekans zonder verbetering van de psychische gesteldheid zou, wanneer de verdachte op vrije voeten is, als hoog kunnen worden ingeschat. Kemperman zou behandeling wensen voor de persoonlijkheidsproblematiek teneinde ook het recidiverisico daarmee te verlagen.
Van Dijk, psycholoog, heeft op 13 mei 2009 onder meer gerapporteerd dat er bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens op het gebied van sociale en emotionele ontplooiing. Ook is er sprake van een ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van een gedragsstoornis niet anderszins omschreven. Gezien de persistentie van het wantrouwen tegen de buitenwereld, het vertroebeld waarnemen ten aanzien van zijn eigen aandeel in zijn disfunctioneren en het beperkt openstellen voor bijsturing van zijn overtuigingen en verwerking van zijn ervaringen is er sprake van een hoge kans op recidive. Ter terechtzitting in eerste aanleg op 13 augustus 2009 heeft Van Dijk verklaard dat behandeling noodzakelijk is om de vicieuze cirkel te doorbreken maar niet te kunnen aangeven welke modaliteit daarbij de voorkeur verdient.
Uit het vorenstaande volgt dat de deskundigen van oordeel zijn dat behandeling wenselijk is. Ook de verdachte zelf is van mening dat een vorm van hulpverlening nodig is, zo verklaart hij ter terechtzitting in hoger beroep. De verdachte acht echter het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling onwenselijk.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat de verdachte als gevolg van het bewezenverklaarde dient te worden veroordeeld tot een gevangenisstraf alsmede tot een terbeschikkingstelling met bevel dat hij van overheidswege zal worden verpleegd. Hiertoe verwijst de advocaat-generaal naar de rapporten van de deskundigen en verdachtes gebrekkige motivatie. De ernst van het delict, de onrust die is ontstaan, de pluraliteit van handelen, het bestaan van algemeen gevaar voor goederen, een hoog recidiverisico, eerder mislukte of weinig succesvolle ambulante behandelingen en de afwijzing voor een klinische behandeling maken dat de advocaat-generaal van mening is dat de gevorderde terbeschikkingstelling een passende en geboden straf is.
De raadsman verzoekt echter uitdrukkelijk om de maatregel van terbeschikkingstelling niet op te leggen. De aard en de ernst van de feiten verzetten zich daartegen. De jonge leeftijd van de verdachte en het feit dat hij thans doende is zijn leven op te pakken om ervoor te zorgen dat hij straks in de samenleving weer verder zal kunnen, ondersteunen dit verzoek. Om enig gevaar voor herhaling in te perken, zou naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf een voorwaardelijke gevangenisstraf opgelegd kunnen worden met bijzondere voorwaarden.
Het hof acht, evenals de raadsman, het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling in onderhavige zaak niet passend en geboden. Over verdachte is nog niet eerder gedragskundig gerapporteerd op de wijze zoals thans het geval is en van een geschiedenis in het GGZ-circuit is niet gebleken. Verdachte heeft weliswaar vaker (deels) voorwaardelijke straffen opgelegd gekregen, maar uit zijn uittreksel Justitiële Documentatie blijkt – anders dan door zowel de rechtbank als de advocaat-generaal is gesteld – dat de verdachte zich slechts éénmaal niet aan de gestelde voorwaarden heeft gehouden. Nu er geen aanleiding is om aan te nemen dat verdachte zich stelselmatig niet aan voorwaarden heeft gehouden en ook geen geschiedenis heeft in de geestelijke gezondheidszorg met een lange reeks van behandelingen dan wel rapportages die reeds eerder wezen richting een behandeling als een terbeschikkingstelling, is het hof van oordeel dat voor het onderhavige feit het opleggen van de maatregel terbeschikkingstelling niet is geïndiceerd.
De ernst van het feit en de gevolgen die het door de verdachte gepleegde feit hebben gehad rechtvaardigen naar de mening van het hof een gevangenisstraf voor de duur van achtentwintig maanden. Gelet op hetgeen de deskundigen hebben gerapporteerd en verklaard, alsmede het feit dat het hof maar ook de verdachte zelf van mening is dat een vorm van hulpverlening nodig is, maakt dat het hof van deze gevangenisstraf zeven maanden voorwaardelijk op zal leggen.
Het hof merkt tenslotte op dat zij er van uit gaat dat de resterende periode van vrijheidsbeneming door de reclassering zal worden benut voor het alvast regelen van praktische zaken en het indiceren van de benodigde vorm van behandeling.
De vordering van de benadeelde partij [Woningbouwvereniging]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 183.830,00. De benadeelde partij is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard in de vordering. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van € 149.252,23, zoals [benadeelde partij] heeft toegelicht ter terechtzitting in hoger beroep. Dit bedrag betreft het totaal van de vier door haar overlegde facturen, exclusief BTW.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken – en niet door de verdediging is betwist – dat de benadeelde partij als gevolg van het primair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 57, 63 en 352 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart verdachte strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 28 (achtentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 7 (zeven) maanden, niet zal worden ten uitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond dat verdachte zich vóór het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat verdachte gedurende de proeftijd zich stelt onder het toezicht van Reclassering Nederland te Arnhem en zich gedraagt naar de voorschriften en aanwijzingen, door deze instelling te geven in het reclasseringsbelang van verdachte, ook indien deze voorschriften en aanwijzingen inhouden het volgen van een ambulante behandeling.
Geeft eerstgenoemde instelling opdracht de verdachte bij de naleving van de opgelegde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Bepaalt dat de tijd, door verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
De in beslag genomen voorwerpen
Gelast de teruggave aan verdachte van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
onder de nummers 2, 3, 7, 8, 9, 10, 11, 12, 15, 16, 17, 18, 19, 20, 22, 23, 24, 25, 28, 30 en 32 tot en met 36.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van de inbeslaggenomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
onder de nummers 1, 4, 5, 6, 13, 14, 21, 26, 27, 29 en 31.
Veroordeelt verdachte aan de benadeelde partij, [Woningbouwvereniging], te betalen een bedrag van € 149.252,23 (honderdnegenenveertigduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en drieëntwintig cent).
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan veroordeelde de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van de benadeelde partij, genaamd [Woningbouwvereniging], een bedrag te betalen van
€ 149.252,23 (honderdnegenenveertigduizend tweehonderdtweeënvijftig euro en drieëntwintig cent), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 365 (driehonderdvijfenzestig) dagen hechtenis.
Bepaalt dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de Staat daarmee zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij inzoverre komt te vervallen en andersom dat, indien verdachte heeft voldaan aan zijn verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee zijn verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. R.W. van Zuijlen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 12 juli 2010 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. H. Abbink is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.