ECLI:NL:HR:2004:AO9022
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie over bestemmingswijzigingswinst bij bouw van een woning op landbouwgrond
In deze zaak gaat het om een cassatieprocedure die is ingesteld door de Staatssecretaris van Financiën tegen een uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen die aan belanghebbende is opgelegd voor het jaar 1996. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 53.947, en na bezwaar is deze door de Inspecteur gehandhaafd. Belanghebbende heeft hiertegen beroep aangetekend bij het Hof, dat het beroep gegrond verklaarde. De Staatssecretaris heeft vervolgens cassatie ingesteld.
Belanghebbende voerde in maatschapsverband met zijn zoon een agrarisch bedrijf. In 2000 werd de maatschap ontbonden en het bedrijf werd voortgezet door de zoon op een nieuwe locatie, waar een ligboxenstal en loods zijn gebouwd. Belanghebbende verkocht op 25 oktober 1996 een perceel bouwterrein van 500m² aan zijn zoon, dat voorheen als cultuurgrond werd gebruikt. De zoon bouwde op dit perceel een woning, waarvoor een bouwvergunning was verleend onder de voorwaarde dat er sprake moest zijn van een volwaardig agrarisch bedrijf.
De Hoge Raad oordeelt dat de uitspraak van het Hof niet in stand kan blijven. De Hoge Raad stelt vast dat de bouw van de woning op het perceel de grond onttrekt aan het gebruik ten behoeve van de landbouw. Dit betekent dat het perceel niet meer kan worden aangewend in het kader van de uitoefening van het landbouwbedrijf, ook al is het de ondergrond van een aan het bedrijf dienstbare woning. De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof, behoudens de beslissing omtrent het griffierecht, en verklaart het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur ongegrond. De Hoge Raad acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten.