ECLI:NL:HR:2004:AO8217
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Cassatie over belastingaanslag en toepassing van artikel 38 AWR met betrekking tot buitenlandse inkomsten
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 12 juli 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1998. De aanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 76.944, met een vermindering ter voorkoming van dubbele belasting van ƒ 8282. Na bezwaar tegen de aanslag, handhaafde de Inspecteur deze, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof. Het Hof verklaarde het beroep ongegrond, waarop belanghebbende cassatie instelde.
De Hoge Raad heeft vastgesteld dat belanghebbende in 1998 als werktuigkundige werkzaam was voor baggermaatschappij C B.V. en dat hij in Trinidad en Portugal heeft gewerkt, waarbij de inkomsten uit deze periodes niet aan belastingheffing waren onderworpen. De Hoge Raad heeft de vraag beoordeeld of de inkomsten uit de in Trinidad verrichte arbeid, ingevolge artikel 38, lid 2, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), geacht moeten worden te zijn onderworpen aan een vanwege Trinidad geheven belasting.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof ten onrechte heeft geoordeeld dat de periode van arbeid in Portugal niet in aanmerking kan worden genomen bij de beoordeling van de eis van ten minste drie aaneengesloten maanden. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch voor verdere behandeling. Tevens wordt de Staatssecretaris van Financiën veroordeeld in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 644 voor rechtsbijstand in cassatie en € 322 voor de behandeling voor het Hof, en dient de Staat de griffierechten te vergoeden.