ECLI:NL:HR:2004:AO6956
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- C.B. Bavinck
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de toerekening van een bij staking afgewaardeerde vordering tot het ondernemingsvermogen
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te Amsterdam van 9 juli 2002, betreffende een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1997. De Hoge Raad behandelt de vraag of een bij staking tot nihil afgewaardeerde vordering op de koper van een onderneming tot het ondernemingsvermogen behoort. De belanghebbende had in 1996 zijn kegelbaan verkocht voor een bedrag van ƒ 115.000, waarvan een deel in termijnen zou worden betaald. De koper had echter problemen met het voldoen van de koopprijs, wat leidde tot een waardering van de vordering op nihil in de aangifte inkomstenbelasting. De Inspecteur verhoogde het belastbare inkomen van belanghebbende met de winst uit onderneming, wat leidde tot een geschil dat uiteindelijk bij het Hof terechtkwam. Het Hof oordeelde dat de vordering niet tot het privé-vermogen van belanghebbende overging, maar de Hoge Raad oordeelt dat de tegenprestatie voor de overdracht van een onderneming in de regel tot het privé-vermogen behoort, ook als de koopsom in termijnen moet worden betaald. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en vermindert de aanslag. Tevens worden de kosten van het geding in cassatie en voor het Hof vergoed aan de belanghebbende.