ECLI:NL:HR:2004:AO6460
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Overschrijding van de redelijke termijn in strafzaken en de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 april 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De zaak betreft de niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie (OM) in de strafvervolging van de verdachte, die in hoger beroep was gegaan tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank te Alkmaar. De verdachte had aangevoerd dat de redelijke termijn voor de behandeling van zijn zaak was overschreden, wat volgens hem moest leiden tot niet-ontvankelijkheid van het OM. De Hoge Raad oordeelde dat de totale duur van de behandeling van de zaak bijna zes jaar was, waarbij de tijd tussen het instellen van hoger beroep en de behandeling in hoger beroep ongeveer drie jaar en vijf maanden bedroeg. Dit tijdsverloop was niet voldoende gemotiveerd door het Hof, wat leidde tot de conclusie dat de niet-ontvankelijkheid van het OM slechts in uitzonderlijke gevallen kan worden uitgesproken. De Hoge Raad vernietigde de uitspraak van het Hof en verwees de zaak terug naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage voor verdere behandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de redelijke termijn in strafzaken en de zware motiveringseisen die gelden voor niet-ontvankelijkheid van het OM.