ECLI:NL:HR:2004:AO6422
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over de rechtmatigheid van het onderzoek aan de mondholte van een drugsdealer
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 mei 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Amsterdam. De verdachte, een drugsdealer, was op 7 juni 2001 aangehouden in het winkelcentrum Ganzenhoef te Amsterdam. De verbalisanten kregen een melding van een bekende aan harddrugs verslaafde man over een dealer met een rood petje en een bruin lederen jas. Bij de aanhouding werd de verdachte gevraagd zijn mond open te doen en zijn tong omhoog te doen, omdat hij eerder verdovende middelen in zijn mond had bewaard. Tijdens deze inspectie werden plastic bolletjes onder zijn tong ontdekt. De verdachte weigerde deze uit te spugen en maakte slikkende bewegingen, wat leidde tot het gebruik van geweld door de verbalisanten om te voorkomen dat hij de bolletjes zou doorslikken.
De verdediging stelde dat het bewijs onrechtmatig was verkregen, omdat het dwangmiddel dat door de verbalisanten was gebruikt, niet uit de wet voortvloeide en disproportioneel was. Het Hof verwierp dit verweer en oordeelde dat er geen sprake was van een onderzoek aan het lichaam zoals bedoeld in artikel 9, tweede lid (oud), van de Opiumwet. De Hoge Raad bevestigde het oordeel van het Hof en oordeelde dat de verdachte vrijwillig had voldaan aan het verzoek van de politie om zijn mond te openen, waardoor de vraag of de inspectie als een onderzoek aan het lichaam moest worden aangemerkt, in het midden kon blijven. Het beroep in cassatie werd verworpen, omdat het middel niet tot cassatie kon leiden en er geen gronden waren voor ambtshalve vernietiging van de uitspraak.
De uitspraak benadrukt de grenzen van het gebruik van dwangmiddelen door de politie en de voorwaarden waaronder bewijs als rechtmatig kan worden aangemerkt. De Hoge Raad bevestigt dat de omstandigheden van de aanhouding en het handelen van de verbalisanten in dit geval niet als disproportioneel zijn aangemerkt.