ECLI:NL:HR:2004:AO3174

Hoge Raad

Datum uitspraak
26 maart 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R03/089HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen de beschikking van het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 maart 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tussen [verzoeker], vertegenwoordigd door advocaat mr. R.Th.R.F. Carli, en het Landelijk Bureau Inning Onderhoudsbijdragen (LBIO), vertegenwoordigd door advocaat mr. J. van Duijvendijk-Brand. De zaak betreft een verzoek tot cassatie tegen een eerdere beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin het LBIO ontvankelijk werd verklaard in het hoger beroep tegen een beschikking van de president van de rechtbank te Maastricht. De president had op 12 september 2001 bepaald dat de tegen [verzoeker] aangevangen lijfsdwang niet verder ten uitvoer zou worden gelegd.

De Hoge Raad verwijst naar zijn eerdere beschikking van 6 december 2002, waarin [verzoeker] niet-ontvankelijk werd verklaard in zijn beroep. Na een mondelinge behandeling op 3 april 2003 heeft het hof op 8 mei 2003 de beschikking van de president vernietigd en [verzoeker] veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van het LBIO. Tegen deze eindbeschikking heeft [verzoeker] cassatie ingesteld.

De Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep, met veroordeling van [verzoeker] in de kosten. De Hoge Raad heeft het beroep verworpen en [verzoeker] veroordeeld in de kosten van het geding in cassatie, begroot op € 227,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris. De in de middelen aangevoerde klachten konden niet tot cassatie leiden, en de Hoge Raad oordeelt dat nadere motivering niet nodig is, aangezien de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.

Uitspraak

26 maart 2004
Eerste Kamer
Rek.nr. R03/089HR
JMH/IS
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. R.Th.R.F. Carli,
t e g e n
LANDELIJK BUREAU INNING ONDERHOUDSBIJDRAGEN,
gevestigd te Gouda,
VERWEERDER in cassatie,
advocaat: mr. J. van Duijvendijk-Brand.
1. Het geding in voorgaande instanties
Voor de loop van het geding in voorgaande instanties verwijst de Hoge Raad naar zijn beschikking van 6 december 2002, nr. R02/028, NJ 2003, 62. Bij deze beschikking heeft de Hoge Raad [verzoeker] niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep tegen de beschikking van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 15 januari 2002, gegeven tussen verzoeker tot cassatie - verder te noemen: [verzoeker] - en verweerder in cassatie - verder te noemen: het LBIO -, waarbij het LBIO ontvankelijk in het hoger beroep tegen de beschikking van de president van de rechtbank te Maastricht van 12 september 2001 is verklaard en iedere verdere beslissing is aangehouden. Bij beschikking van 12 september 2001 heeft de president ambtshalve bepaald dat de tegen [verzoeker] aangevangen lijfsdwang niet verder ten uitvoer zal worden gelegd.
Na voortzetting van de mondelinge behandeling op 3 april 2003 heeft het hof bij eindbeschikking van 8 mei 2003 de tussen partijen gegeven beschikking van de president van de rechtbank te Maastricht van 12 september 2001 vernietigd en [verzoeker] in de proceskosten aan de zijde van het LBIO veroordeeld, zoals in het dictum van deze beschikking is vermeld.
De beschikking van het hof van 8 mei 2003 is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen laatstvermelde beschikking van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatie-rekest is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het LBIO heeft verzocht het beroep te verwerpen.
De conclusie van de Advocaat-Generaal J.L.R.A. Huydecoper strekt tot verwerping van het beroep, met veroordeling van verzoeker tot cassatie in de kosten.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien artikel 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [verzoeker] in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van het LBIO begroot op € 227,69 aan verschotten en € 1.135,-- voor salaris.
Deze beschikking is gegeven door de raadsheren J.B. Fleers, als voorzitter, P.C. Kop en F.B. Bakels, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer A. Hammerstein op 26 maart 2004.