ECLI:NL:HR:2004:AN9941

Hoge Raad

Datum uitspraak
27 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00823/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • J.P. Balkema
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep door deelname van een raadsheer die eerder als Rechter-Commissaris heeft opgetreden

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 27 januari 2004 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, geboren in 1954, was eerder veroordeeld door de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch voor bedreiging en smaad, met een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 95 dagen voorwaardelijk. De verdachte heeft cassatie ingesteld, vertegenwoordigd door mr. J.W. Weehuizen. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zou moeten vernietigen en de zaak zou moeten verwijzen naar een aangrenzend Gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad oordeelde dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep nietig was, omdat een van de raadsheren, mr. Van de Loo, eerder als Rechter-Commissaris in de zaak had opgetreden. Dit was in strijd met artikel 268, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, dat bepaalt dat een raadsheer die eerder onderzoek heeft verricht in de zaak niet mag deelnemen aan het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. De Hoge Raad heeft vastgesteld dat deze overtreding leidt tot nietigheid van het onderzoek.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem, zodat deze opnieuw kan worden berecht. Dit arrest benadrukt het belang van de waarborgen voor een eerlijk proces, waarbij de onafhankelijkheid van de rechters cruciaal is.

Uitspraak

27 januari 2004
Strafkamer
nr. 00823/03
AGJ/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 14 oktober 2002, nummer 20/000834-01, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1954, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep bevestigd een vonnis van de Politierechter in de Arrondissementsrechtbank te 's-Hertogenbosch van 7 februari 2001, waarbij de verdachte ter zake van (parketnummer 01/045114-00) 1. "bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht, meermalen gepleegd" en 2. "smaad, meermalen gepleegd" en (parketnummer 01/046073-01) "bedreiging met zware mishandeling" is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 180 dagen, waarvan 95 dagen voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze heeft mr. J.W. Weehuizen, advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend Gerechtshof opdat deze op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep, naar aanleiding waarvan de bestreden uitspraak is gedaan, nietig is. Daartoe wordt aangevoerd dat in strijd met art. 268, tweede lid, (oud) Sv aan het onderzoek ter terechtzitting is deelgenomen door een raadsheer die voordien enig onderzoek in de zaak heeft verricht als Rechter-Commissaris.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting van 30 september 2002 houdt in dat de raadsheer mr. Van de Loo in hoger beroep heeft deelgenomen aan het onderzoek ter terechtzitting naar aanleiding waarvan het bestreden arrest is gewezen.
3.3. Bij de aan de Hoge Raad toegezonden stukken bevindt zich tevens een map met stukken betreffende het gerechtelijk vooronderzoek in de zaak met parketnummer 01/045114-00, waarop het onderhavige arrest mede betrekking heeft. Die map bevat onder meer stukken waaruit blijkt dat mr. Van de Loo als Rechter-Commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in de Rechtbank, enig onderzoek in de onderhavige strafzaak tegen de verdachte heeft verricht.
3.4. Art. 268 (oud) Sv is ingevolge art. 415 Sv van overeenkomstige toepassing op het geding in hoger beroep. Overtreding van eerstgenoemd voorschrift is met nietigheid bedreigd (vgl. HR 23 september 1997, NJ 1998, 188). Dat brengt mee dat, nu in dit geval een van de raadsheren die heeft deelgenomen aan het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep naar aanleiding waarvan het bestreden arrest is gewezen, in een van de aan de beoordeling van het Hof onderworpen gevoegde zaken enig onderzoek heeft verricht in zijn hoedanigheid van Rechter-Commissaris, het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep aan nietigheid lijdt.
3.5. Het middel is dus terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist:
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Arnhem teneinde op het bestaande hoger beroep opnieuw te worden berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren J.P. Balkema en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 27 januari 2004.