ECLI:NL:HR:2004:AN9861

Hoge Raad

Datum uitspraak
3 februari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00116/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • F.H. Koster
  • G.J.M. Corstens
  • J.W. Ilsink
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatie tegen veroordeling voor het in voorraad hebben van valse bankbiljetten met het oogmerk ze als echt uit te geven

In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor het in voorraad hebben van valse bankbiljetten. De verdachte, geboren in 1980 en wonende te [woonplaats], had de valse bankbiljetten ontvangen met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven. De veroordeling door het Hof volgde na een eerdere uitspraak van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 29 december 2002 had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft op 3 februari 2004 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, onder zaaknummer 00116/03.

De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten mr. H.H.M. van Dijk en mr. J.F. Le Fever, heeft middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.

Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de veroordeling van het Hof in stand blijft. De verdachte is veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf en verbeurdverklaring van de valse bankbiljetten, zoals in het arrest is omschreven. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, en waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber.

Uitspraak

3 februari 2004
Strafkamer
nr. 00116/03
SCR/IV
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 11 september 2002, nummer 20/000741-01, in de strafzaak tegen:
[Verdachte], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980, wonende te [woonplaats].
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch van 29 december 2002 - de verdachte ter zake van "bankbiljetten, waarvan de valsheid hem, toen hij ze ontving, bekend was, met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven of te doen uitgeven, in voorraad hebben" veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf en met verbeurdverklaring zoals in het arrest omschreven.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. H.H.M. van Dijk en mr. J.F. Le Fever, beiden advocaat te 's-Hertogenbosch, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De middelen kunnen niet tot cassatie leiden. Dit behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de middelen niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Slotsom
Nu de middelen niet tot cassatie kunnen leiden, terwijl de Hoge Raad ook geen grond aanwezig oordeelt waarop de bestreden uitspraak ambtshalve zou behoren te worden vernietigd, moet het beroep worden verworpen.
5. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de raadsheer F.H. Koster als voorzitter, en de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, in bijzijn van de waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber, en uitgesproken op 3 februari 2004.