ECLI:NL:HR:2004:AN9861
Hoge Raad
- Cassatie
- F.H. Koster
- G.J.M. Corstens
- J.W. Ilsink
- Rechtspraak.nl
Cassatie tegen veroordeling voor het in voorraad hebben van valse bankbiljetten met het oogmerk ze als echt uit te geven
In deze zaak gaat het om een cassatieberoep tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch, waarin de verdachte is veroordeeld voor het in voorraad hebben van valse bankbiljetten. De verdachte, geboren in 1980 en wonende te [woonplaats], had de valse bankbiljetten ontvangen met het oogmerk om ze als echt en onvervalst uit te geven. De veroordeling door het Hof volgde na een eerdere uitspraak van de Rechtbank te 's-Hertogenbosch, die op 29 december 2002 had plaatsgevonden. De Hoge Raad heeft op 3 februari 2004 uitspraak gedaan in deze cassatiezaak, onder zaaknummer 00116/03.
De verdediging, vertegenwoordigd door de advocaten mr. H.H.M. van Dijk en mr. J.F. Le Fever, heeft middelen van cassatie ingediend. De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep. De Hoge Raad heeft de middelen beoordeeld en geconcludeerd dat deze niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelt dat er geen rechtsvragen zijn die in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling beantwoord moeten worden.
Uiteindelijk heeft de Hoge Raad het beroep verworpen, wat betekent dat de veroordeling van het Hof in stand blijft. De verdachte is veroordeeld tot achttien maanden gevangenisstraf en verbeurdverklaring van de valse bankbiljetten, zoals in het arrest is omschreven. Dit arrest is uitgesproken door de raadsheer F.H. Koster als voorzitter, samen met de raadsheren G.J.M. Corstens en J.W. Ilsink, en waarnemend-griffier L.J.J. Okker-Braber.