ECLI:NL:HR:2004:AF7824
Hoge Raad
- Cassatie
- A.E.M. van der Putt-Lauwers
- F.W.G.M. van Brunschot
- P. Lourens
- C.B. Bavinck
- J.W. van den Berge
- Rechtspraak.nl
Cassatie van de Staatssecretaris van Financiën inzake aanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 23 januari 2004 uitspraak gedaan in het cassatieberoep van de Staatssecretaris van Financiën tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 22 januari 2002. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen die aan belanghebbende, een inwoner van België, was opgelegd voor het jaar 1995. De aanslag was gebaseerd op een belastbaar inkomen van ƒ 1.517.915, waartegen belanghebbende bezwaar had gemaakt. De Inspecteur wees dit bezwaar af, maar het Hof vernietigde de uitspraak van de Inspecteur en verlaagde de aanslag tot een belastbaar inkomen van ƒ 296.404. De Staatssecretaris ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de Wet op de loonbelasting 1964, met name de artikelen 11b en 11c, die betrekking hebben op pensioenaanspraken en de overdracht daarvan. De Hoge Raad oordeelde dat de aanspraak van belanghebbende op pensioen niet was aangemerkt als een pensioenaanspraak in de zin van de wet, omdat de overdracht van het pensioenkapitaal aan een niet-toegelaten verzekeraar had plaatsgevonden. De Hoge Raad concludeerde dat de wetgever met artikel 11c van de Wet een regeling had getroffen die de overdracht gelijkstelde aan afkoop van de pensioenaanspraak.
Uiteindelijk verklaarde de Hoge Raad het beroep van de Staatssecretaris ongegrond en veroordeelde hem in de proceskosten van belanghebbende, vastgesteld op € 1288. Dit arrest bevestigt de noodzaak voor zorgvuldige naleving van de wetgeving omtrent pensioenaanspraken en de gevolgen van overdrachten aan niet-toegelaten verzekeraars.