ECLI:NL:HR:2004:AF7547
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- A.R. Leemreis
- C.J.J. van Maanen
- Rechtspraak.nl
Zeehavengeld gemeente Rotterdam en de teruggaaf van betaald bedrag
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van X-5, rechtsopvolgster van X-2 B.V., tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 1 juni 2001, betreffende de teruggaaf van zeehavengeld dat door belanghebbende aan de gemeente Rotterdam is betaald. Belanghebbende heeft op 26 februari 1997 een bedrag van ƒ 333.703 aan zeehavengeld voldaan, maar heeft hiertegen bezwaar gemaakt en verzocht om teruggaaf. De Inspecteur heeft dit verzoek afgewezen, waarna belanghebbende in beroep ging bij het Hof, dat de uitspraak van de Inspecteur heeft bevestigd. Belanghebbende heeft vervolgens cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat het Hof niet voldoende gemotiveerd heeft waarom de stelling van belanghebbende over misbruik van de Verordening Zeehavengeld niet kan worden aangenomen. De Hoge Raad oordeelt dat het Hof onvoldoende inzicht heeft gegeven in zijn gedachtegang en dat de motivering van de uitspraak niet voldoet aan de eisen van de wet. De Hoge Raad verklaart het beroep gegrond, vernietigt de uitspraak van het Hof en verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam voor verdere behandeling.
Daarnaast heeft de Hoge Raad bepaald dat de gemeente Rotterdam het griffierecht van ƒ 630 (€ 285,88) aan belanghebbende moet vergoeden, evenals de kosten van het geding in cassatie, vastgesteld op € 362,25. De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering door lagere rechters en de noodzaak om de rechtsbescherming van belanghebbenden te waarborgen.