ECLI:NL:HR:2003:AO0068
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- Rechtspraak.nl
Rolbeslissing inzake aanzegging in Turkije per post of rechtshulpverzoek
In deze rolbeslissing van de Hoge Raad der Nederlanden, gedateerd 16 december 2003, wordt ingegaan op de aanzegging aan een verdachte die in Turkije woont. De zaak betreft een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 17 april 2002. De verdachte, geboren in Turkije in 1958, heeft zijn woonadres in Turkije opgegeven, maar er bestaat twijfel over zijn daadwerkelijke woonplaats. De rolraadsheer heeft op 30 september 2003 een conclusie genomen waarin wordt verzocht om een rechtshulpverzoek aan de Turkse autoriteiten om de aanzegging te kunnen uitreiken. Dit verzoek is gedaan omdat de verdachte binnen twee maanden na de uitreiking van de aanzegging een schriftuur met middelen van cassatie moet indienen, anders is hij niet-ontvankelijk in zijn beroep.
De Hoge Raad oordeelt dat, gezien de twijfel over de woonplaats van de verdachte, het noodzakelijk is om een rechtshulpverzoek te doen. De aanzegging is eerder per post verzonden, maar de zekerheid over de ontvangst is niet gegarandeerd. De Procureur-Generaal wordt verzocht om de aanzegging via de juiste kanalen aan de verdachte te doen uitreiken. De rolbeslissing benadrukt het belang van de juiste procedure in het strafrecht, vooral wanneer het gaat om verdachten die in het buitenland verblijven. De beslissing is genomen door de Tweede Enkelvoudige Kamer van de Hoge Raad, waarbij de president W.E. Haak en griffier S.P. Bakker aanwezig waren.