ECLI:NL:HR:2003:AN7086
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- F.H. Koster
- J.P. Balkema
- A.J.A. van Dorst
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van de economische kamer van de rechtbank bij overtreding van de Afvalstoffenverordening Dordrecht
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 9 december 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een vonnis van de Rechtbank te Dordrecht, Economische Kamer. De verdachte was beschuldigd van het overtreden van artikel 12, lid 2 van de Afvalstoffenverordening Dordrecht 1994, door op een andere dag dan vastgesteld door de gemeente huishoudelijke afvalstoffen aan te bieden aan de inzameldienst. De Rechtbank had geoordeeld dat de economische kamer bevoegd was om kennis te nemen van deze overtreding, maar de verdediging betwistte deze bevoegdheid en stelde dat de kantonrechter bevoegd was. De Hoge Raad oordeelde dat de economische kamer inderdaad bevoegd was, omdat de overtreding onder de Wet op de economische delicten viel. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak, maar alleen wat betreft de kwalificatie van het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad kwalificeerde het bewezenverklaarde feit als een overtreding van een voorschrift gesteld krachtens artikel 10.10, eerste lid, (oud) van de Wet milieubeheer. De uitspraak van de Rechtbank werd in stand gelaten voor het overige, en de Hoge Raad concludeerde dat de gemeentelijke wetgever met de strafbedreiging in de Afvalstoffenverordening niet in strijd was met de Wet milieubeheer, waardoor de economische kamer bevoegd bleef.