ECLI:NL:HR:2003:AM0234
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- B.C. de Savornin Lohman
- J. de Hullu
- Rechtspraak.nl
Cassatie over gehoorproblemen van verdachte en toepassing van artikel 274 Sv
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 18 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Arnhem. De verdachte, vertegenwoordigd door mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, had beroep in cassatie ingesteld tegen een eerdere veroordeling voor valsheid in geschrift. De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld met betrekking tot de toepassing van artikel 274 van het Wetboek van Strafvordering, dat betrekking heeft op de rechten van verdachten die niet of slechts gebrekkig kunnen horen of spreken. De Advocaat-Generaal Machielse had geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, maar alleen ten aanzien van de hoogte van de opgelegde sanctie. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof niet onjuist had geoordeeld door geen maatregelen te nemen voor de gehoorproblemen van de vertegenwoordiger van de verdachte, [betrokkene 1]. De Hoge Raad concludeerde dat de redelijke termijn in de cassatiefase niet was overschreden, aangezien de zaak binnen zestien maanden na het instellen van het cassatieberoep was afgedaan. De middelen van de verdachte werden verworpen, en de Hoge Raad oordeelde dat er geen grond was voor vernietiging van de bestreden uitspraak. Het beroep werd verworpen.