ECLI:NL:HR:2003:AL9069
Hoge Raad
- Cassatie
- C.J.G. Bleichrodt
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Aanwezigheidsrecht en betekening appèldagvaarding in strafzaken
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 25 november 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden. De verdachte, geboren in 1940 en geëmigreerd, had geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland. Het hof had de verdachte bij verstek veroordeeld voor valsheid in geschrift en had hem vrijgesproken van een andere tenlastelegging. De verdachte stelde dat het hof ten onrechte had geoordeeld dat hij afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht in hoger beroep. De Hoge Raad oordeelde dat de dagvaarding in hoger beroep geldig was betekend, omdat de verdachte niet als ingezetene was ingeschreven en er geen feitelijke woon- of verblijfplaats bekend was. De Hoge Raad concludeerde dat het hof niet had hoeven proberen het actuele adres van de verdachte via buitenlandse autoriteiten te achterhalen, noch dat een afschrift van de appèldagvaarding naar het laatst bekende adres in Nederland had moeten worden verzonden. De Hoge Raad verwierp het beroep, omdat de opvattingen van de verdachte geen steun vonden in het recht, met name niet in artikel 588 van het Wetboek van Strafvordering. Het arrest van het hof bleef derhalve in stand.