ECLI:NL:HR:2003:AL6962
Hoge Raad
- Cassatie
- A.G. Pos
- L. Monné
- P.J. van Amersfoort
- J.C. van Oven
- A.R. Leemreis
- Rechtspraak.nl
Cassatie over navorderingsaanslag inkomstenbelasting en woonplaatsbepaling in het kader van belastingverdrag Nederland-Spanje
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie van belanghebbende X tegen de uitspraak van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 28 juni 2001, betreffende een navorderingsaanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 1994. De Hoge Raad behandelt de vraag of de Inspecteur op de juistheid van de ingediende aangifte heeft mogen vertrouwen en of belanghebbende zijn woonplaats in Nederland had. De navorderingsaanslag was opgelegd naar een belastbaar inkomen van ƒ 298.538, met een verhoging van honderd procent, waarvan vijftig procent was kwijtgescholden. Het Hof had het beroep van belanghebbende gegrond verklaard en de navorderingsaanslag verminderd, maar belanghebbende ging in cassatie tegen deze uitspraak.
De Hoge Raad oordeelt dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de Inspecteur geen ambtelijk verzuim heeft begaan door geen nader onderzoek in te stellen bij het vaststellen van de primitieve aanslag. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is niet onbegrijpelijk. Daarnaast oordeelt de Hoge Raad dat het Hof ook terecht heeft vastgesteld dat belanghebbende in het onderhavige jaar zijn woonplaats in Nederland had, ondanks dat hij een woning in Spanje had verkocht. Het Hof heeft geoordeeld dat belanghebbende en zijn echtgenote feitelijk duurzaam konden beschikken over de woning in Nederland, wat leidde tot de conclusie dat het middelpunt van de levensbelangen van belanghebbende in Nederland lag.
De Hoge Raad concludeert dat de klachten van belanghebbende falen en verklaart het beroep ongegrond. De beslissing van de Hoge Raad is openbaar uitgesproken op 3 oktober 2003, waarbij de vice-president A.G. Pos als voorzitter fungeerde, samen met de raadsheren L. Monné, P.J. van Amersfoort, J.C. van Oven en A.R. Leemreis, in tegenwoordigheid van de waarnemend griffier A.I. Boussak-Leeksma.