ECLI:NL:HR:2003:AK8446
Hoge Raad
- Cassatie
- H.A.M. Aaftink
- D.H. Beukenhorst
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- F.B. Bakels
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot verlaging van uitkering tot levensonderhoud in cassatie
In deze zaak heeft de man, verzoeker tot cassatie, op 24 oktober 2000 een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank te Alkmaar. Hij verzocht om de door de rechtbank te Haarlem op 23 december 1997 en het gerechtshof te Amsterdam op 21 september 2000 vastgestelde uitkering tot levensonderhoud van de vrouw, verweerster in cassatie, te verlagen. De man stelde voor om de uitkering te verlagen tot ƒ 145,-- per maand voor de periode van 10 maart 1998 tot 1 januari 1999 en tot ƒ 525,-- per maand vanaf 1 januari 1999. De vrouw heeft dit verzoek bestreden. De rechtbank heeft op 4 april 2001 het verzoek van de man afgewezen. Hierop heeft de man hoger beroep ingesteld bij het gerechtshof te Amsterdam, dat op 5 december 2002 de beschikking van de rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beslissing heeft de man cassatie ingesteld.
De Hoge Raad heeft de zaak beoordeeld en geconcludeerd dat de klachten die in het cassatiemiddel zijn aangevoerd, niet tot cassatie kunnen leiden. De Hoge Raad oordeelde dat er geen noodzaak was voor nadere motivering, aangezien de klachten niet leidden tot beantwoording van rechtsvragen die van belang zijn voor de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de man dan ook verworpen. De uitspraak is gedaan door de raadsheren H.A.M. Aaftink, D.H. Beukenhorst, A.M.J. van Buchem-Spapens, en is openbaar uitgesproken door raadsheer F.B. Bakels op 31 oktober 2003.