ECLI:NL:HR:2003:AI0023

Hoge Raad

Datum uitspraak
16 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
00318/03
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • C.J.G. Bleichrodt
  • A.J.A. van Dorst
  • B.C. de Savornin Lohman
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Arrest van de Hoge Raad inzake poging tot moord en afwijzing getuigenverhoor

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 16 september 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage. De verdachte, geboren op de Nederlandse Antillen en ten tijde van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting 'Zoetermeer', was eerder door het Hof veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf voor poging tot moord. De verdediging, vertegenwoordigd door advocaten mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, heeft cassatie ingesteld op basis van verschillende middelen, waaronder de afwijzing van een verzoek tot het horen van een getuige door het Hof. De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de bestreden uitspraak vernietigd moet worden en dat de zaak moet worden verwezen naar een aangrenzend gerechtshof voor herbehandeling.

De Hoge Raad heeft de bestreden uitspraak vernietigd en de zaak verwezen naar het Gerechtshof te Amsterdam. De Hoge Raad oordeelde dat het Hof onvoldoende gemotiveerd had waarom het verzoek tot het horen van de getuige was afgewezen, en dat het Hof niet had aangetoond dat er geen andere onderzoeksmogelijkheden waren. Dit oordeel was in het licht van de verdediging en de inhoud van het proces-verbaal niet begrijpelijk. De Hoge Raad heeft daarmee de rechtsgang hersteld door de zaak opnieuw te laten beoordelen door het Gerechtshof.

De uitspraak van de Hoge Raad benadrukt het belang van een zorgvuldige motivering bij het afwijzen van verzoeken tot het horen van getuigen, vooral in strafzaken waar de vrijheid van de verdachte op het spel staat. De zaak zal nu opnieuw worden behandeld, waarbij het Gerechtshof de mogelijkheid heeft om de zaak grondig te heroverwegen en de nodige getuigen te horen.

Uitspraak

16 september 2003
Strafkamer
nr. 00318/03
EW/ABG
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Gravenhage van 4 oktober 2002, nummer 22/000093-02, in de strafzaak tegen:
[verdachte], geboren op [geboorteplaats] (Nederlandse Antillen) op [geboortedatum] 1970, wonende te [woonplaats], ten tijde van betekening van de aanzegging gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting "Zoetermeer" te Zoetermeer.
1. De bestreden uitspraak
Het Hof heeft in hoger beroep - met vernietiging van een vonnis van de Arrondissementsrechtbank te 's-Gravenhage van 21 november 2001 - de verdachte ter zake van "poging tot moord" veroordeeld tot acht jaar gevangenisstraf.
2. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben mr. G.P. Hamer en mr. A.M. Ficq-Kengen, beiden advocaat te Amsterdam, bij schriftuur middelen van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De plaatsvervangend Procureur-Generaal Fokkens heeft geconcludeerd dat de Hoge Raad de bestreden uitspraak zal vernietigen en de zaak zal verwijzen naar een aangrenzend gerechtshof, opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
3. Beoordeling van het eerste middel
3.1. Het middel bevat de klacht dat 's Hofs afwijzing van het verzoek tot het horen van een getuige onbegrijpelijk is, althans onvoldoende met redenen is omkleed.
3.2. Het proces-verbaal van de terechtzitting in hoger beroep van 13 september 2002 houdt, voorzover voor de beoordeling van het middel van belang, het volgende in:
"De raadsman doet (...) het verzoek de informant van de CIE op te roepen, nu deze ontlastend heeft verklaard ten aanzien van de verdachte.
(...)
Na beraadslaging en hervatting van het onderzoek deelt de voorzitter (...) mede dat het verzoek tot het horen van de CIE informant zal worden afgewezen, nu het hof het horen van deze informant niet noodzakelijk acht voor enige in deze zaak te nemen beslissing."
3.3. Bij de stukken bevindt zich een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt door J.B. Teunissen, inspecteur van politie Haaglanden, operationeel chef van de Regionale Criminele Inlichtingen Eenheid van 6 juni 2001. Dit proces-verbaal houdt als relaas van de verbalisant onder meer het volgende in:
"De navolgende informatie is uit informantenbron(nen) voortgekomen.
(...)
3. De Antilliaan met de roepnaam [betrokkene 1], die [slachtoffer] heeft doodgeschoten, werd buiten de Bar "Cristal" neergeschoten door de broer van [slachtoffer], genaamd [betrokkene 2].
Omtrent de betrouwbaarheid van de informatie verklaar ik dat de informatie kan worden herleid op eigen waarnemingen of bevindingen van de bron(nen).
(...)
Voornoemde informatie onder punt (...) 3 is gekwalificeerd als:
- waarschijnlijk juist en bevestigd.
Inzake de betrouwbaarheid van de informant (en) verklaar ik dat deze ten aanzien van de informatieverstrekking door mij als betrouwbaar wordt (worden) aangemerkt. Dit oordeel is in het bijzonder gegrond op gebleken betrouwbaarheid van in eerdere gevallen verstrekte informatie."
3.4. Het door de raadsman gedane verzoek is een verzoek als bedoeld in art. 328 Sv. Maatstaf bij de beoordeling van een dergelijk verzoek is ingevolge art. 315, eerste lid, Sv in verbinding met art. 415 Sv of van de noodzaak van het verzochte is gebleken.
3.5. Het Hof heeft dus de juiste maatstaf toegepast. Zijn oordeel is echter in het licht van (a) hetgeen door en namens de verdachte, die het tenlastegelegde feit ontkent, is aangevoerd en (b) de inhoud van het hiervoor onder 3.3 vermelde proces-verbaal zonder nadere motivering, die ontbreekt, niet zonder meer begrijpelijk. Daarbij verdient opmerking dat niet blijkt dat het Hof de mogelijkheid onder ogen heeft gezien om op een andere wijze dan door het horen van de informant ter terechtzitting nader onderzoek te (doen) verrichten met betrekking tot diens in voormeld proces-verbaal samengevatte verklaring.
3.6. Het middel is derhalve terecht voorgesteld.
4. Slotsom
Het vorenoverwogene brengt mee dat de bestreden uitspraak niet in stand kan blijven, het tweede middel geen bespreking behoeft en als volgt moet worden beslist.
5. Beslissing
De Hoge Raad:
Vernietigt de bestreden uitspraak;
Verwijst de zaak naar het Gerechtshof te Amsterdam opdat de zaak op het bestaande hoger beroep opnieuw wordt berecht en afgedaan.
Dit arrest is gewezen door de vice-president C.J.G. Bleichrodt als voorzitter, en de raadsheren A.J.A. van Dorst en B.C. de Savornin Lohman, in bijzijn van de waarnemend-griffier J.D.M. Hart, en uitgesproken op 16 september 2003.