ECLI:NL:HR:2003:AG0170

Hoge Raad

Datum uitspraak
13 juni 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
R02/092HR
Instantie
Hoge Raad
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Cassatie
Rechters
  • R. Herrmann
  • D.H. Beukenhorst
  • O. de Savornin Lohman
  • F.B. Bakels
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Cassatieverzoek inzake bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van minderjarige na echtscheiding

In deze zaak heeft de Hoge Raad op 13 juni 2003 uitspraak gedaan in een cassatieverzoek van de vader, die verzocht om de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van zijn minderjarige dochter, geboren uit een inmiddels ontbonden huwelijk met de moeder, vast te stellen. De moeder had eerder, op 7 december 2000, een verzoekschrift ingediend bij de Rechtbank te Amsterdam om deze bijdrage vast te stellen op ƒ 300,-- per maand. De vader heeft geen verweerschrift ingediend en de Rechtbank heeft op 21 februari 2001 het verzoek van de moeder toegewezen, met ingang van 7 december 2002.

De vader heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam, dat op 11 juli 2002 de beschikking van de Rechtbank heeft bekrachtigd. Tegen deze beschikking heeft de vader op 11 oktober 2002 beroep in cassatie ingesteld. De moeder heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vader, dan wel tot verwijzing naar de verzoekschriftprocedure van de Hoge Raad. De Hoge Raad heeft op 1 november 2002 besloten dat de zaak als verzoekschrift wordt aangeboden en voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure.

De Hoge Raad heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de in de middelen aangevoerde klachten niet tot cassatie kunnen leiden. Dit behoeft, gezien artikel 81 van de Wet op de rechterlijke organisatie, geen nadere motivering, omdat de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling. De Hoge Raad heeft het beroep van de vader dan ook verworpen, en deze beschikking is openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels.

Uitspraak

13 juni 2003
Eerste Kamer
Rek.nr. R02/092HR
MD
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
in de zaak van:
[De vader],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. J.G. Pherai,
t e g e n
[De moeder],
wonende te [woonplaats],
VERWEERSTER in cassatie,
advocaat: mr. M.P. de Witte.
1. Het geding in feitelijke instanties
Met een op 7 december 2000 ter griffie van de Rechtbank te Amsterdam ingekomen verzoekschrift heeft verweerster in cassatie - verder te noemen: de moeder - zich gewend tot die Rechtbank en verzocht de bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de uit het inmiddels door echtscheiding ontbonden huwelijk van de moeder met verzoeker tot cassatie - verder te noemen: de vader - op 24 maart 1994 geboren minderjarige [dochter] vast te stellen op ƒ 300,-- per maand.
De vader heeft geen verweerschrift ingediend.
De Rechtbank heeft bij beschikking van 21 februari 2001 met ingang van 7 december 2002 het verzoek toegewezen.
Tegen deze beschikking heeft de vader hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof te Amsterdam.
Bij beschikking van 11 juli 2002 heeft het Hof de beschikking van de Rechtbank bekrachtigd.
De beschikking van het Hof is aan deze beschikking gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen de beschikking van het Hof heeft de vader bij dagvaarding, uitgebracht op 11 oktober 2002, beroep in cassatie ingesteld.
De moeder heeft vervolgens geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de vader, althans tot verwijzing van de zaak naar de verzoekschriftprocedure van de Hoge Raad.
Ter rolzitting van 1 november 2002 heeft de Hoge Raad op de voet van art. 69 Rv. beslist dat de zaak voor 15 november 2002 als verzoekschrift wordt aangeboden en daarna wordt voortgezet volgens de regels van de verzoekschriftprocedure.
Het verzoekschrift tot cassatie is vervolgens op 14 november 2002 ter griffie van de Hoge Raad ingekomen. Dit verzoekschrift tot cassatie is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De moeder heeft verzocht de middelen ongegrond te verklaren.
De conclusie van de Advocaat-Generaal E.M. Wesseling-van Gent strekt tot verwerping van het beroep.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president R. Herrmann als voorzitter en de raadsheren D.H. Beukenhorst en O. de Savornin Lohman, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer F.B. Bakels op 13 juni 2003.