ECLI:NL:HR:2003:AF1965
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- G.J.M. Corstens
- J.P. Balkema
- B.C. de Savornin Lohman
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Vernietiging van ontnemingsvordering in verband met gedoogbeleid softdrugs
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 4 maart 2003 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een beslissing van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De zaak betreft een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van de betrokkene, die in 1957 geboren is en woonachtig is in [woonplaats]. Het Gerechtshof had de betrokkene verplicht tot betaling van een bedrag van ƒ 258.900,-, subsidiair 780 dagen hechtenis, met betrekking tot de handel in softdrugs vanuit de coffeeshop 'Black Widow'. De betrokkene had in cassatie aangevoerd dat de inkomsten uit deze handel niet als wederrechtelijk verkregen voordeel konden worden aangemerkt, omdat deze plaatsvonden binnen de grenzen van het gedoogbeleid.
De Hoge Raad heeft de uitspraak van het Hof vernietigd, maar enkel voor wat betreft de hoogte van het te ontnemen bedrag. De Raad oordeelde dat het Hof ten onrechte de inkomsten uit de kleinhandel in softdrugs buiten beschouwing had gelaten bij de bepaling van het wederrechtelijk verkregen voordeel. De Hoge Raad benadrukte dat, indien de betrokkene zich aan de voorwaarden van het gedoogbeleid had gehouden, de inkomsten uit de verkoop van softdrugs niet als wederrechtelijk verkregen konden worden beschouwd. Echter, omdat de betrokkene ook andere strafbare feiten had gepleegd die niet onder het gedoogbeleid vielen, was het Hof tot de verkeerde conclusie gekomen.
De Hoge Raad heeft de zaak terugverwezen naar het Gerechtshof te Arnhem voor herbehandeling, waarbij het Hof opnieuw moet kijken naar de hoogte van het ontnemingsbedrag, rekening houdend met de bevindingen van de Hoge Raad. Dit arrest onderstreept de complexiteit van het gedoogbeleid en de noodzaak voor een zorgvuldige afweging van de omstandigheden van de zaak.