ECLI:NL:HR:2002:AE8808
Hoge Raad
- Cassatie
- W.E. Haak
- A.M.J. van Buchem-Spapens
- B.C. de Savornin Lohman
- E.J. Numann
- W.A.M. van Schendel
- Rechtspraak.nl
Onrechtmatige houderij van drachtige varkens in strijd met de Regeling fokverbod varkens II 1997
In deze zaak heeft de Hoge Raad op 26 november 2002 uitspraak gedaan in een cassatieprocedure tegen een arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch. De verdachte, een rechtspersoon, was eerder door het Hof veroordeeld voor het houden van een drachtig varken in strijd met de Regeling fokverbod varkens II 1997. De verdachte had het varken gehouden in een gebied waar dit verboden was, zonder aan te tonen dat de drachtigheid vóór de inwerkingtreding van de regeling was ontstaan. De Hoge Raad oordeelde dat de Regeling fokverbod varkens II 1997 onverbindend was verklaard door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB), omdat deze niet viel onder de maatregelen die de minister op basis van de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren kon bevelen. De Hoge Raad benadrukte het belang van een goede taakverdeling tussen strafrechters en bestuursrechters en oordeelde dat de strafrechter in beginsel moet uitgaan van de oordelen van de hoogste bestuursrechter. Aangezien de Regeling onverbindend was verklaard, kon de verdachte niet strafbaar worden gesteld voor het bewezenverklaarde feit. De Hoge Raad vernietigde de bestreden uitspraak en ontsloeg de verdachte van alle rechtsvervolging.