3.4. Het Hof heeft dit verweer als volgt verworpen:
"Tegen het overtreden besluit tot verblijfsontzegging heeft verdachte niet de daartoe openstaande, met voldoende waarborgen omgeven bestuursrechtelijke rechtsgang gevolgd. Dit staat er niet aan in de weg dat de strafrechter dient te toetsen of het overtreden besluit is gegeven krachtens een verbindend wettelijk voorschrift en in overeenstemming met een op dat voorschrift berustende bevoegdheid (Hoge Raad 24 september 2002, NJ 2003 nr 80).
De raadsman heeft aangevoerd dat artikel 2.4.1 van de Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Nijmegen, zoals dit luidde ten tijde van het nemen van het overtreden besluit, onverbindend was omdat dit artikel de bevoegdheid tot het opleggen van een verblijfsontzegging toekende aan burgemeester en wethouders en niet aan de burgemeester.
De raadsman heeft zich daarbij beroepen op een drietal uitspraken van de rechtbank Arnhem, sector bestuursrecht, van 12 december 2002 (voorzieningenrechter, LJN-nummer AF5260), 7 mei 2003 (LJN-nummer AF9593) en -kennelijk- 8 mei 2003 (LJN-nummer AF9339).
Het hof stelt voorop, dat het zich niet gebonden acht aan deze uitspraken van de bestuursrechter. De uitspraken zijn gewezen in procedures waarin verdachte, die zoals gezegd niet de bestuursrechtelijke rechtsgang heeft gevolgd, geen partij was.
Ook in het bestuursrecht heeft het gezag van gewijsde immers in beginsel slechts werking tussen de oorspronkelijke partijen (vgl. Afdeling bestuursrechtspraak RvS 15 september 1997, JB 1997 nr 252), hetgeen a fortiori geldt voor de doorwerking van een bestuursrechtelijke uitspraak in het civiele (vgl. Hoge Raad 31 mei 1991, NJ 1993 nr 112) of het strafrecht.
Artikel 2.4.1 is door de Raad van de gemeente Nijmegen vastgesteld op grond van zijn autonome bevoegdheid tot het maken van verordeningen die, zoals artikel 149 van de Gemeentewet heel algemeen aangeeft, "hij in het belang van de gemeente nodig oordeelt."
Naar het oordeel van het hof stond het de gemeenteraad vrij, de nadere uitvoering op te dragen aan burgemeester en wethouders, zowel voor wat betreft de nadere invulling door het aanwijzen van bepaalde wegen, plaatsen en uren als voor wat betreft de concrete toepassing door het bekend maken van een verblijfsontzegging aan een bepaalde persoon.
Naar het oordeel van het hof kan aan deze algemene bevoegdheid van de gemeenteraad in onvoldoende mate afdoen dat, eveneens zeer algemeen geformuleerd, artikel 172 van de Gemeentewet de burgemeester belast met de handhaving van de openbare orde. Naar het oordeel van het hof kan aan de autonome bevoegdheden van de gemeenteraad, die gelet op het bepaalde in artikel 147, tweede lid van de Gemeentewet voorop staan, slechts worden afgedaan bij of krachtens een uitdrukkelijke wetsbepaling. Een voorbeeld daarvan is artikel 154a van de Gemeentewet, waarin met zoveel woorden is vermeld dat de daar geregelde bevoegdheid aan de burgemeester kan worden verleend.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat artikel 2.4.1 (oud) van de APV Nijmegen verbindend was en dat overtreding daarvan een strafbaar feit oplevert."