ECLI:NL:HR:2002:AE4201
Hoge Raad
- Cassatie
- W.J.M. Davids
- A.J.A. van Dorst
- B.C. de Savornin Lohman
- Rechtspraak.nl
Verkeersongeval met dodelijke afloop en de beoordeling van schuld in het verkeer
In deze zaak gaat het om een beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te Leeuwarden, waarin de verdachte is veroordeeld voor een verkeersongeval dat heeft geleid tot de dood van een fietser. De Hoge Raad behandelt de zaak op 17 september 2002, waarbij de verdachte, vertegenwoordigd door mr. J. Boksem, middelen van cassatie heeft ingediend. De Advocaat-Generaal Machielse heeft geconcludeerd dat het beroep moet worden verworpen.
De feiten van de zaak zijn als volgt: op 3 juli 1999 heeft de verdachte, als bestuurder van een personenauto, een bijzondere manoeuvre uitgevoerd door achteruit te rijden op een kruising, waarbij hij een fietser heeft aangereden. Het Hof heeft geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, omdat hij de verplichting om het overige verkeer voor te laten gaan niet is nagekomen. De verdachte is veroordeeld tot het verrichten van onbetaalde arbeid en ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen.
In cassatie zijn er klachten ingediend over de motivering van het Hof en de beoordeling van de schuld. De Hoge Raad oordeelt dat de middelen falen en dat het Hof terecht heeft geoordeeld dat de verdachte aanmerkelijk onvoorzichtig heeft gehandeld. De Hoge Raad concludeert dat er geen grond is voor cassatie en verwerpt het beroep.