1 Ontleend aan rov. 1 van het vonnis van de voorzieningenrechter waarvan het hof blijkens rov. 3 ook is uitgegaan.
2 Het arrest is gepubliceerd in NJ 2004, 612.
3 De cassatiedagvaarding is uitgebracht op 8 juni 2004.
4 Hierover nader in par. 6.1 e.v.
5 Noot onder HR 28 april 2000, C98/220, NJ 2000, 431 ([...]/Eternit).
6 Zie de volgende drie voetnoten; vgl. ook de noot van JBMV onder HR 29 november 2002, C01/060, NJ 2003, 549 (Legionella).
7 HR 6 april 1990, NJ 1990, 573 m.concl. A-G Mok, m.nt. PAS (Janssen/Nefabas), HR 25 juni 1993, NJ 1993, 686 m.concl. A-G Hartkamp, m.nt. PAS (Cijsouw/De Schelde I), HR 2 oktober 1998, nr. 16673, NJ 1999, 683 m.concl. A-G Spier, m.nt. JBMV (Cijsouw/De Schelde II), HR 2 oktober 1998, nr. 16636, NJ 1999, 682 m.concl. A-G Spier, m.nt. JBMV (De Schelde/Wijkhuisen), HR 28 april 2000, C98/363, NJ 2000, 430 m.concl. A-G Spier en m.nt. ARB onder nr. 431 (Van Hese/De Schelde), HR 28 april 2000, C98/220, NJ 2000, 431 m.concl. A-G Spier, m.nt. ARB ([...]/Eternit), HR 20 oktober 2000, C98/382, NJ 2001, 268 m.concl. A-G Spier ([...]/[...]), HR 26 januari 2001, C99/110, NJ 2001, 597 m.concl. A-G Wesseling-van Gent ([...]/De Schelde), HR 6 april 2001, C99/158, NJ 2002, 383 m.concl. A-G Spier ([...]/Wilton Fijenoord), HR 8 juni 2001, C99/283, NJ 2001, 466 m.concl. A-G Spier ([...]/[...]), HR 6 juni 2003, C02/062, NJ 2003, 504 m.concl. A-G Spier, m.nt. JBMV ([...]/Wilton Fijenoord), HR 4 juni 2004, C03/034, JAR 2004, 287 m.concl. A-G Spier ([...]/Gemex) en HR 26 november 2004, C03/227, RvdW 2004, 133, JAR 2004, 289 m.concl. A-G Timmerman ([...]/Optimodal).
8 HR 15 juni 2001, C99/350, NJ 2002, 336 m.concl. A-G Spier, m.nt. CJHB (Gemeente Almelo/[...]) en HR 7 november 2003, C02/163, NJ 2004, 292 m.concl. A-G Spier, m.nt. CJHB (Gemeente Wateringen/GIK).
9 HR 17 december 2004, C03/211, RvdW 2005, 4, JAR 2005, 32 m.concl. A-G Spier.
10 Twee andere arresten, HR 24 december 1993, NJ 1994, 214 (Leebeek/Vrumona) en HR 22 september 2000, C98/299, NJ 2000, 644 ([...] c.s./[...]), doen daaraan ten deze niet toe of af.
11 Vgl. ook Asser-Hartkamp 4-III (2002), nr. 202a.
12 Bij rov. 3.7 sub b is daarvan al in het geheel geen sprake.
13 Vgl. bijv. de casus in de (niet-asbest) zaak [...] c.s./Rockwool.
14 Zie bijv. Hugenholtz/Heemskerk (2002), nr. 132.
15 Het onderdeel verwijst naar onder meer productie 12 in eerste aanleg zijdens [betrokkene 1].
16 Orgaan van het Koninklijk Instituut van Ingenieurs (KIVI) te 's-Gravenhage.
17 Zie voetnoot 1 op p. G37.
18 Terzijde verwijs ik nog naar de verklaring van Eternit-fabrieksdirecteur [betrokkene 4] d.d. 30 januari 1991, door [betrokkene 1] overgelegd als prod. 33 in eerste aanleg. [betrokkene 4] schrijft daarin onder meer: 'Omstreeks 1969 verscheen het proefschrift van Stumphius. Ik herinner mij nog dat het bij de asbestindustrie insloeg als een bom. Wij, de drie directeuren van Eternit Nederland, zijn prompt op bezoek gegaan bij Dr. Stumphius in Vlissingen', en: 'Wij zijn na "Stumphius" meteen gaan studeren op wat voor nieuwe filters ... [etc.]' Vgl. ook s.t. namens Eternit, p. 36, onder 5.11.6, waarin het laatste citaat vervolgd wordt (maar het eerste citaat niet wordt vermeld).
19 Verwezen wordt naar HR 15 juni 2001, NJ 2002, 336 m.nt. CJHB (Almelo/[...]).
20 Zoals, aldus een voetnoot bij het onderdeel, in het Legionella-arrest van 29 november 2002, NJ 2002, 549 m.nt. JBMV, waarin de bekendheid met het algemene gevaar als vaststaand werd aangenomen.
21 Zie met name de laatste alinea van onderdeel 3.3.3. Vgl. ook par. 7.10, derde volzin van de MvG van Eternit: 'Veeleer dacht men toen aan blauwe asbest, dat door Eternit nimmer in enige golfplaat is verwerkt.'
22 Het onderdeel verwijst naar HR 25 juni 1993, NJ 1993, 686 en HR 2 oktober 1998, NJ 1999, 682 en 683.
23 Het onderdeel verwijst naar de MvG, onder 10.2 en 7.6-7.13.
24 De in de toelichting op de appèlgrief gestelde onbekendheid met het in 1960 gepubliceerde onderzoek van Wagner (tot 1969) kan, gelet op de door het hof besproken publicatie(s) uit 1969, als niet relevant buiten bespreking blijven.
25 Cursiveringen van de steller van het middel.
26 Het onderdeel verwijst naar de MvG, onder 7.7-7.9, de pleitaantekeningen van mr. Bruidegom, onder 16-18 en de antwoordakte van 9 maart 2004. Niet wordt aangegeven of het de pleitaantekeningen in eerste aanleg of in hoger beroep betreffen. (De pleitaantekeningen in hoger beroep ontbreken in het A-dossier.)
27 Het onderdeel verwijst naar het proefschrift: J. Stumphius, Asbest in een bedrijfsbevolking, 1969, p. 59.
28 Het onderdeel verwijst naar het proefschrift, p. 82, maar verwijst niet naar een plaats waar deze stelling in feitelijke instanties eerder naar voren is gebracht.
29 Het onderdeel verwijst naar het rapport, p. 11, maar verwijst niet naar een plaats waar deze stelling in feitelijke instanties eerder naar voren is gebracht.
30 Het onderdeel verwijst ook naar de MvG, onder 7.9 en het artikel van Laros, overgelegd door [betrokkene 1] in eerste aanleg als productie 22.
31 Het onderdeel verwijst naar het rapport, p. 23. Het verwijst niet naar een plaats waar deze stelling in feitelijke instanties eerder naar voren is gebracht.
32 Het onderdeel verwijst naar productie 5 bij MvG, p. 66; vgl. ook pleitnota mr. Bruidegom in prima, p. 7 en de MvG, p. 11, onder 7.7.
33 Zie daarover hierboven, nrs. 5.6.1-5.6.2.
34 Overlopende zin op pp. 59-60.
35 Door mij ook niet aangetroffen in de uitgebreide samenvatting van Stumphius' proefschrift op pp. 10-22 van de s.t. namens Eternit.
36 Stumphius, proefschrift, p. 9: 'De amfibolen zijn vertegenwoordigd door een groot aantal asbestsoorten [maar dus niet chrysotiel, A-G]. De voornaamste hiervan zijn crocidoliet en het amosiet; minder belangrijk zijn het tremoliet, actinoliet en het anthofylliet.
(...)
In verhouding tot chrysotiel is echter het totale gebruik van deze asbestsoorten gering.'
37 Door mij ook niet aangetroffen in de uitgebreide samenvatting van Stumphius' proefschrift op pp. 10-22 van de s.t. namens Eternit.
38 Dit betreft de zaak [...]/Eternit, die geleid heeft tot HR 28 april 2000, C98/220, NJ 2000, 431 m.nt. ARB.
39 De voetnoot in het Advies verwijst weer naar het proefschrift van Stumphius, en het Advies vervolgt met de daarop gevolgde commotie, en de belangstelling van de politiek.
40 Ik verwijs nog eens naar de verklaring van Eternit-fabrieksdirecteur [betrokkene 4] d.d. 30 januari 1991, door [betrokkene 1] overgelegd als prod. 33 in eerste aanleg, en geciteerd in de s.t. namens Eternit, p. 36, onder 5.11.6 (cursivering toegevoegd door mij, A-G): 'Wij zijn na "Stumphius" meteen gaan studeren op wat voor nieuwe filters wij moesten gebruiken. Wij hebben toen de nieuwste soort filters, polyester naaldfilters, die in Duitsland op verzoek en met medewerking van Eternit Duitsland waren ontwikkeld, aangeschaft. [...] Wij hebben toen tussen 1969 en 1973 enorme investeringen gedaan om dergelijke filters op alle plaatsen waar asbeststof vrij kon komen te plaatsen. In een paar jaar heb ik voor een paar miljoen geïnvesteerd'.
Bij de hier beleden grote zorg voor de werknemers, steekt de zorgeloosheid ten opzichte van externe, verspanende gebruikers nogal schril af.
41 Het onderdeel verwijst naar de pleitaantekeningen van mr. Bruidegom, onder 16-18 en de MvG, onder 7.7-7.13.
42 Het onderdeel verwijst naar de MvG, onder 10.2 en 7.6-7.13.
43 Het onderdeel verwijst naar productie 5 bij MvG, p. 66.
44 Het onderdeel verwijst naar het proefschrift, p. 64, maar verwijst niet naar een plaats waar deze stelling in feitelijke instanties eerder naar voren is gebracht.
45 Als vorige voetnoot, nu pp. 82-88, resp. pp. 89-91; vindplaatsen waar deze stellingen in feitelijke instanties eerder naar voren zijn gebracht, worden niet vermeld.
46 Verwijzing naar Stumphius, nu p. 207 (maar geen verwijzing naar deze stellingname in de feitelijke instanties).
47 Stumphius, pp. 207-208, overigens geheel als vorige voetnoot.
48 Het onderdeel verwijst naar productie 33 in eerste aanleg.
49 Het onderdeel verwijst naar productie 34 in eerste aanleg, p. 12.
50 Het onderdeel verwijst naar het rapport, pp. 26-27.
51 J. Stumphius, a.w., pp. 59, 60, 64 en 89. Vgl. ook p. 207: 'Het [mesothelioom] is bepaald niet een beroepsziekte te noemen van diegenen, die professioneel in sterke mate aan asbest zijn blootgesteld.'; p. 211: 'In het buitenland blijkt reeds, dat asbest zich tot een volksgezondheidsprobleem ontwikkelt; het is niet te verwachten dat Nederland hierop een uitzondering vormt, integendeel.' en p. 213: 'Het asbest heeft zijn weg buiten het bedrijf gevonden op grote schaal. Men moet vrezen voor de schade, die in de toekomst hierdoor zal worden aangericht.'
(Ook) in de uitgebreide samenvatting van het proefschrift van Stumphius op pp. 10-22 van de s.t. namens Eternit vind ik hiervan weinig of niets terug.
52 In eerste aanleg door [betrokkene 1] overgelegd als productie 34.
53 Als vorige voetnoot, nu productie 13.
54 Als vorige voetnoot, nu productie 35.
55 Het lijkt mij niet gewaagd te veronderstellen dat de in de bovenstaande volzin bedoelde woorden van de Hoge Raad met de observaties van Vranken te maken hebben.
56 Vgl. bijv. G.H.A. Schut, Produktenaanprakelijkheid (1974), P.M. Storm, Product recall (1985), D.W.F. Verkade/M.Ph. van Sint Truiden/J.F.C. Maassen, Produkt in gebreke (1990), p. 152 e.v., en in vergelijkende zin ten aanzien van nieuw en oud recht ook L. Dommering-van Rongen, Produktenaansprakelijkheid (1991).
57 Volgens Schut, a.w., p. 89, voorlaatste alinea, is de oorzaak van de kwaal onopgehelderd gebleven.
58 Vgl. vorige voetnoot.
59 Of bijv. waarschuwingen/nadere aanwijzingen in gebruiksaanwijzingen. Discussie over de al-dan-niet adequaatheid van een bepaalde waarschuwingstekst is in deze zaak niet aan de orde. Door Eternit is niet gesteld dat welke tekst dan ook nooit zinvol zou zijn geweest. Integendeel: uit de stukken blijkt (zie de pleitaantekeningen in prima, p. 6 (onder 15), de MvG, p. 3 (onder 2.3) en prod. 1, en de pleitnotities in hoger beroep, onder 15) dat Eternit later (sedert 1979) wél waarschuwingen is gaan bijverpakken.
60 Vgl. het advies van prof. mr. J. de Ruiter, p. 66, voetnoot 37.
61 Omdat in deze literatuur onderkend wordt dat het arrest geen limitatieve opsomming van gezichtspunten bevat, is het gebruik van het woord 'catalogus' eigenlijk minder gelukkig.
62 J.L. Smeehuijzen, Naar een scherpere gezichtspuntencatalogus bij verjaring van asbestzaken, AV&S 2005, pp. 49-60. In dit artikel komen ook eerder geuite (kritische) stemmen aan bod, die overigens van Smeehuijzen lang niet steeds gelijk krijgen.
63 Vergelijk mijn aantekeningen hiervóór in nrs. 5.29-5.44 en hierna in nr. 6.8.
64 Juist in het licht van de boven geciteerde rov. 3.1.1 van het Van Hese/Schelde-arrest.
65 Ik constateer nog dat voor de verwijtbaarheid volgens gezichtspunt c zeker niet nodig is dat aan de aansprakelijk gestelde (rechts-)persoon 'opzet' of 'grove schuld' verweten zou kunnen worden. In het arrest Van Hese/De Schelde verwierp de Hoge Raad immers in rov. 3.7 de klacht van de erven Van Hese tegen de ontkennende beantwoording door de rechtbank van de vraag of daarvan sprake was; maar desalniettemin casseerde de Hoge Raad het vonnis van de rechtbank (met de daarin onder gezichtspunt c gegeven ruimte voor nadere beoordeling van de mate van verwijtbaarheid).
66 Het onderdeel verwijst naar de pleitaantekeningen zijdens Eternit, onder 29 en de MvG, grief VII en 10.7.